92 jg. 1946, E. ScharerPersonal- und Lohnverhaltnisse in Kulturingenieur- und Geometerbüros. jg. 1946, R. Bosshardt: Ein offenes Wort zur Ver- messungstechnikerfrage. jg- r949- H. Harry: Der Geometer in der Gesellschaft, Technik und Wirtschaft der Schweiz. BIJLAGE 1. Opleiding en examen voor landmeetkundig tekenaar in Zwitserland. De eisen die gesteld worden aan de opleiding en het examen voor landmeet kundig tekenaar in Zwitserland zijn opgenomen in het reglement van 6 December 1947, waarvan de inhoud als volgt kan worden samengevat. De duur van de opleiding is 4 jaar. In ieder jaar volgt de candidaat een theoretische cursus aan een vakschool in Zürich (eerste jaar 4, volgende jaren 7 weken). De opleiding kan alleen geschieden op een landmeetkundig bureau dat zich bezig houdt met hermetingen of bij houdingsmetingen voor het grondboek. Per kantoor mag slechts één leerling werkzaam zijn. De leerling moet voor alles worden bijgebracht zin voor orde en netheid en voor nauwkeurigheid. Hij moet bovendien zo snel mogelijk leren werken. Hij is ver plicht een dagboek aan te leggen, waarin hij zijn werkzaamheden en de daaraan bestede tijd noteert. In het begin doet hij uitsluitend practisch werk. Langzamer hand moet hij ook beroepskennis opdoen en wel omtrent: de verschillende papiersoorten waarmee wordt gewerkt, de belangrijkste vormen van reproductie, de formaten van het materiaal en de lettertypen voor de beschrijving van de plans, de teken- en meetgereedschappen en het gebruik ervan, de instrumenten voor de kaartering en het gebruik ervan, de schalen, het kaarteren en het tekenen van plans, het kopiëren van plans en overzichtsplans, het uitzetten van rechte lijnen en hoeken (met prisma), het meten met band en lat, het verzekeren van vaste punten, het opmeten van een eenvoudig terrein, de voorschriften over de nauwkeurigheid waarmee moet worden gewerkt, de instructie voor de metingen, de grootteberekening, de hoogtemeting, de formulieren en registers behorende bij het grondboek, het opnemen van lengte- en dwarsprofielen. De opleider^ heeft tot taak de werkzaamheden zo te verdelen, dat van een eenvoudig begin geleidelijk wordt overgegaan op ingewikkelder werk. Het teken werk moet echter altijd het voornaamste zijn. De leerling zal daarom ten hoogste 4 maanden per jaar te velde werkzaam zijn. De leerling moet een map aanleggen met zelf vervaardigde werkstukken, waarin minstens voorkomt I. een gedeelte van een grondboekplan (schaali 1500 of 11000 en formaat 42 X 60 cm) met volledige beschrijving; at een gedeelte van een overzichtsplan (formaat 21 X 30 cm) 3een gedeelte van een verzamelveldwerk (schaal 1500 of 1': 1000 en formaat 42 X 30 cm) 4. een getekende calque van een grondboekplan. Deze map moet de leerling bij het examen overleggen met een verklaring van de betrokken landmeter, dat de leerling de werkstukken zelf en zonder hulp heeft vervaardigd. Het examen omvat twee gedeelten nl.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1953 | | pagina 40