108
ad 2. betekent: worden benoemd, mits geschikt en bekwaam;
ad 3. omvat de zuivere keuzebenoemingen.
Ter illustratie worden hier tenslotte nog enkele personeelsaantallen
en -verhoudingen genoemd, zoals die zijn ontleend aan het jaarboekje
van 1951 voor de ambtenaren van 's Rijks Belastingen:
1. Personeel aan de inspecties der belastingen (in enge zin)
inspecteursgroep 350
ontvangers 29
overig personeel 3770.
Al naar gelang de ontvangers bij de eerste of de laatste groep worden
gerekend, is de verhouding van het aantal inspecteurs tot het aantal
overige personeelsleden als 19,9 of 10,8.
2. Personeel aan de bureau's van de accountantsdienst:
accountantsgroep 350; overig personeel 86. Bij deze dienst komt
derhalve op elke accountant voor ruim 0,2 man lager personeel.
F. RESUMÉ VAN DE CONCLUSIES VAN HET EERSTE EN
TWEEDE DEEL VAN HET RAPPORT VAN DE COMMISSIE
HOF*), AANGEVULD MET AANTEKENINGEN VAN DE
HUIDIGE COMMISSIE.
Teneinde de studie niet nodeloos uit te breiden en om de continuïteit
te bevorderen in de gedachten die leven in de Vereniging voor Ka
daster en landmeetkunde, sluit de Commissie zich in principe aan bij
de door de commissie-Hof ontwikkelde formulering over de organisatie
van het kadaster, waarvan de belangrijkste conclusies als volgt kunnen
worden samengevat.
1. De kadastrale en hypothecaire boekhouding en de landmeetkundige
dienst zijn één onverbreekbaar geheel en behoren één dienst te
vormen.
2. Invoering van een zelfstandige dienst van Hypotheken en Kadaster
onder centrale deskundige leiding is noodzakelijk.
3- Op grond van historische overwegingen is er reden de banden met
het Departement van Financiën niet te verbreken.
4. Het is niet wenselijk een doelstelling voor het kadaster te formu
leren die voor lange tijd zou moeten gelden en zeker niet deze
vast te leggen in een wet of besluit.
5. Samenwerking van het kadaster met andere diensten is te waar
deren. Het door die diensten verrichte werk dat van belang is voor
het kadastrale archief, behoort door de Rijksdienst van het kadaster
te worden verzorgd.
6. Het kadaster moet de voornaamste instelling zijn en blijven die
de fundamentele indeling van de bodem opmeet en kaarteert. Het
Studiecommissie voor reorganisatie van de kadastrale dienst, ingesteld door
het bestuur van de Vereniging voor Kadaster en Landmeetkunde in December
1945. riet rapport van deze commissie verscheen in het huishoudelijk orgaan der
Vereniging van Mei 1946, nr. 105 en van Juli 1946, nr. 107 en werd vervolgd
in het Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde, jg. 1947, blz. 145-188.