114 Liever dan eigen beschouwingen te leveren nemen we uit het ver slag van de Staatscommissie het volgende over. a. In het verslag van de plenaire Staatscommissie vinden we op blz. 14 e.v. „Ad B. Vorming en voorbereiding tot zelfstandige beoefening der wetenschap pen en tot het bekleden van maatschappelijke betrekkingen waarvoor een weten schappelijke opleiding vereist is of dienstig kan zijn. Bij de besprekingen in verschillende faculteitensecties kwam duidelijk naar voren, dat het steeds moeilijker wordt bij bepaalde studierichtingen de twee bovengenoemde facetten van het hoger onderwijs gelijkelijk tot zijn recht te doen komen. Wetenschap en maatschappij stellen beide haar eisen aan de universiteit en deze lopen slechts ten dele parallel. Enerzijds vragen de ontwikkeling van de weten schap en de als gevolg hiervan toenemende specialisatie op tal van gebieden een voldoend aantal afgestudeerden dat zich geheel, of althans grotendeels, aan wetenschappelijk werk in of buiten de universiteit kan wijden; anderzijds leven in de maatschappij, voor welke de universiteit in de eerste plaats van belang is met het oog op de maatschappelijke beroepen waarvoor zij opleidt, velerlei wensen, die men bij nadere beschouwing als volgt zou kunnen samenvatten 1. dat bij de universitaire opleiding meer dan tot nu toe rekening wordt gehouden met de eisen van het toekomstige maatschappelijke beroep; 2. dat een aantal nieuwe studierichtingen aan de universiteit wordt ingesteld, waardoor voor bepaalde oude en nieuwe beroepen een universitaire opleiding verplicht of althans mogelijk wordt. Deze door wetenschap en maatschappij gestelde eisen erkennende, is de Commissie van oordeel dat, in grote lijnen gezien, de gemeenschap behoefte heeft aan twee categorieën van afgestudeer den, nl. een relatief kleine groep voor het vervullen van, functies op (vak)- wetenschappelijk gebied en een groter aantal voor het bekleden van meer op de practijk van het maatschappelijk leven gerichte beroepen, hoewel de grens tussen deze twee groepen nooit scherp getrokken zal kunnen en mogen worden. Wel ware het echter gewenst, dat met de behoefte aan deze twee categorieën van afgestudeerden, die beide voor de gemeenschap even noodzakelijk en even belangrijk zijn, bij de inrichting van het studieprogramma en de examens althans bij sommige studierichtingen rekening wordt gehouden. Onderstaand volgen een aantal voorstellen, die, naar de mening der Commissie, voor een groot deel aan de desiderata van wetenschap en maatschappij tegemoet komen. Deze voorstellen betreffen: 1. het invoeren van een baccalaureaatsstudie 2. het opnemen van een aantal tot nu toe buiten de universiteit plaats vindende opleidingen binnen de universiteit; 3. het regelen van een aantal deels bestaande, deels nieuwe studierichtingen; 4. het invoeren van verschillende studierichtingen in bepaalde, thans niet gedif ferentieerde opleidingen en het uitbreiden van de mogelijkheden van specialisatie in sommige faculteiten, waarin reeds gedifferentieerde opleidingen bestaan; 5. het bevorderen van de mogelijkheid dat studerenden in het algemeen, naast de kennis van het eigen vak, ook enig inzicht verkrijgen in vraagstukken op wijsgerig, sociaal, economisch en psychologisch gebied. Ad 1. Het invoeren van een baccalaureaatsstudie. Bij een door sectie B gehouden enquête onder een aantal instellingen en be drijven kwam o.m. tot uiting, dat de maatschappij niet alleen behoefte heeft aan afgestudeerden die een volledige studie hebben volbracht, maar althans in bepaalde sectoren ook aan personen die een beperkte korte, doch wel weten schappelijke opleiding aan de universiteit hebben genoten. Ook de Commissie be schouwt het als ondoelmatig en in menig opzicht niet verantwoord, dat thans tal van functies worden bekleed door personeel dat een veel uitgebreider opleiding heeft gehad dan voor een volkomen bevredigende vervulling van die functies

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1953 | | pagina 62