123 Terwijl deze aantallen ook thans nog stijgende zijn, verwacht de dienstleiding, dat er een stilstand in het binnenkomende werk zal zijn bereikt bij ongeveer 60.000 posten per jaar. Een tweede reëel gegeven is, dat de landmeter van de gewone dienst thans gemiddeld per velddag 3,8 posten meet en voor het gewone dienstwerk gemiddeld 98 velddagen per jaar maakt. Aan bijzondere opdrachten, die niet in de hiervoor genoemde meetposten zijn gecal culeerd, besteedt hij gemiddeld 17 velddagen per jaar. De Commissie verwacht, dat de gemiddelde dagprestatie van 3,8 meetposten die in de vooroorlogse jaren 3,1 is geweest zonder schade aan het werk of aan het personeel te berokkenen niet verder kan worden opgevoerd. Het gemiddelde aantal meetdagen per jaar zal evenmin noemenswaard verhoogd kunnen worden. Uit deze gegevens volgt, dat bij de gewone dienst in de naaste toe komst nodig zijn 60000 3,8 X 98 1 1 metende krachten, uitgedrukt in landmeters. C. BEREKENING VAN HET MINIMAAL BENODIGDE AANTAL LANDMETERS Bil DE GEWONE DIENST. Verhoging van de nauwkeurigheid in de eigendomsadministratie en de daarmee parallel gaande grote vlucht in de landmeetkunde in onze eeuw brachten met zich, dat de aanvankelijk ambtelijke opleiding van landmeter van het kadaster in 1919 werd gewijzigd in een hogeschool opleiding, die in 1949 culmineerde in een volledige ingenieursstudie (zie ook blz. 71 en 72). In overeenstemming met de thans algemeen heersende opinie is de Commissie van oordeel, dat de geodetisch-ingenieur in de toekomst alle olaatsen van de huidige landmeter bij de Rijksdriehoeksmeting, de dienst van de ruilverkaveling en de dienst voor buitengewoon land meetkundig werk moet innemen, terwijl voor de gewone dienst in ieder geval de functie van hoofd van bureau door de geodetisch-ingenieur moet worden bezet. Hoeveel geodetisch-ingenieurs er verder nog bij dit laatste dienstonderdeel nodig zullen zijn, zal thans worden be handeld. Voor de berekening zijn nodig de volgende gegevens: o. het aantal bureau's van de gewone dienst; b. de landmetersbezetting bij de dienst van de ruilverkaveling en bij die voor buitengewoon landmeetkundig werk; c. de gemiddelde leeftijd van benoembaarheid tot hoofd van bureau; d. het aantal hoofdambtenaren (inspecteur en ingenieurs-verificateur) e. de stagetijd bij de gewone dienst van landmeters die overgaan naar de dienst van de ruilverkaveling of die voor buitengewoon land meetkundig werk. Ad. a. Het aantal bureau's van de gewone dienst bedraagt thans 33. Omdat kleine bureau's niet goed kunnen worden georganiseerd en

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1953 | | pagina 71