128
tenaar die zelf beslissen en adviseren kan en het algemeen belang
eist, dat het publiek juist wordt voorgelicht. Weliswaar komen ad
ministratieve en juridische vraagstukken niet bij de opneming van
alle wijzigingen in de grenzen van zakelijk recht voor de aard van
de bodem, bijvoorbeeld alluviaal of diluviaal, is van grote invloed
maar daar staat tegenover, dat van tevoren niet kan worden voorspeld,
wanneer zij zullen optreden. Men moet steeds op verrassingen bedacht
zijn. Ook voor particuliere metingen voor splitsing wegens overdracht,
enz. gelden dezelfde overwegingen.
Om al deze redenen is het noodzakelijk, dat de landmeter van het
kadaster, straks de geodetisch-ingenieur, het contact met het publiek
onderhoudt, de aanwijzing op het terrein in ontvangst neemt en daar
van doet blijken op het te vervaardigen veldwerk. De landmeter draagt
de volle verantwoordelijkheid. Door van het begin af ingeschakeld te
zijn krijgt hij een juist overzicht van de te verrichten werkzaamheden,
waardoor zijn controle op het gehele werk mogelijk blijft.
Het technische werk van het opmeten, bestaande uit het voldoen
aan de drie klassieke eisen, ten eerste kaartering, ten tweede recon
structie en ten derde groottebepaling, ware dan in bepaalde gevallen
over te dragen aan andere meetkrachten. In overeenstemming hiermee
is het reeds sinds 1936 bestaande voorschrift, waarvan de inhoud op
blz. 75 is weergegeven.
Nadat aldus de aanwijzing door de landmeter in ontvangst is ge
nomen en door hem de nodige inlichtingen over de opzet der meting
aan de assistent zijn verstrekt, kan in principe het zuiver technische
meetwerk evenals dat bij de dienst der ruilverkaveling en bij de
dienst voor buitengewoon landmeetkundig werk geschiedt worden
overgelaten aan het lagere personeel. Juridische vraagstukken die zich
tijdens de opmeting nog voor kunnen doen moeten overeenkomstig
vorengenoemde beweegredenen niet worden behandeld door de assis
tent, maar door hem ten spoedigste worden doorgegeven aan de land
meter.
Uiteraard wordt de overdracht van het technische en administra
tieve werk aan lager personeel begrensd door de capaciteiten die dit
personeel qua opleiding bezit. Het werk dat door het lagere personeel
te velde kan worden uitgevoerd is nader uitgewerkt op blz. 137 e.v.
Een tweede beperking in de overdracht van werk wordt bepaald door
de economie die de hiervoor aangegeven taakverdeling met zich brengt
en die als volgt wordt gemotiveerd.
Wanneer men er van uitgaat, zoals hier voorlopig eenvoudigheids-
halve zal geschieden, dat de prestaties van de assistent te velde gelijk
zijn aan die van de landmeter, dan is hiermede nog niet gezegd, dat
eerstgenoemde met zijn lagere salaris ook altijd goedkoper werkt dan
de laatste. De kosten van de werkzaamheden worden immers niet alleen
bepaald door het salaris van de metende kracht, maar ook door de
beloning van de twee meetarbeiders en door de reis- en verblijfkosten
van de gehele meetploeg. Hierdoor komen de kosten te velde van de
assistent ten opzichte van die van de landmeter heel anders te liggen