129 dan de kosten ten kantore van de gelijk gesalarieerde tekenaar ten opzichte van de landmeter. De gegevens die vóór de volgende berekening nodig zijn bestaan uit: 1. de reis- en verblijfkosten van de landmeter of van de landmeet kundig-ambtenaar-A, die gemiddeld zijn te stellen op 5.per persoon per meetdag; 2. het salaris van de landmeter en de landmeetkundig-ambtenaar-A, waarvoor eenvoudigheidshalve het maximale wordt aangehouden, nl. 7440 resp. 5040 per jaar. Stellen we het aantal werkdagen na aftrek van Zondagen, halve Zaterdagen, feestdagen, ver- lof- en ziektedagen op 260 per jaar, dan is het salaris per dag van de landmeter 27.85 en van de landmeetkundig-ambtenaar-A 1940. j. de kosten die per meetdag voor de twee meetarbeiders worden uitgegeven en die bestaan uit 2 X 10 aan loon en 2 X 3 aan reis- en verblijfkosten, bedragen gemiddeld 26 per dag. Uit deze gegevens volgt, dat: een meetdag van een landmeter kost 5-— 27-85 26.— 58.85 b. een meetdag van een landmeetkundig-ambtenaar-A kost 5-— I940 26.— 50.40; c. een aanwijsdag, waarbij behalve de landmeter en de twee meet arbeiders ook aanwezig is de assistent, kost 2 X 5.— 27.85 19.40 26.— 83.25. Vervolgens wordt er van uitgegaan, dat voor een bepaalde meting of groep van metingen een hele dag gemoeid is met het in ontvangst nemen van de aanwijzing en met het verstrekken van inlichtingen over de opzet van de meting door de landmeter aan de assistent. Aan de hand van vorenstaande kosten van de velddagen is nu uit de volgende vergelijking te berekenen, na hoeveel meetdagen, waaronder .niet is begrepen de dag der aanwijzing, de landmeetkundig-ambte- naar-A goedkoper gaat werken dan de landmeter. Het eerste lid van de vergelijking stelt voor de kosten die voor X meetdagen plus één aanwijsdag zouden worden gemaakt, indien de me ting zonder assistentie door de landmeter wordt uitgevoerdhet tweede lid geeft aan de kosten van één aanwijsdag plus die van X meetdagen voor een meting die door de landmeetkundig-ambtenaar-A wordt ver richt. 58,85 (X 1) 83,25 50,40 X. Hieruit volgt, dat X 2,9 of met andere woorden, dat alvorens gesproken kan worden van enig economisch voordeel van de inschake ling van lager personeel voor de velddienst de meting meer dan driemaal zoveel tijd moet kosten als de aanwijzing. Uit overeenkomstige berekeningen volgt voorts, dat met behoud van één dag voor de aanwijzing de assistent na 5 meetdagen, waaronder weer niet begrepen de aanwijsdag, 5,1% en na 10 meetdagen 9,3% goedkoper werkt dan de landmeter.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1953 | | pagina 77