130
Dit zijn echter geïdealiseerde berekeningen, die in de practijk niet
helemaal opgaan, omdat:
i. de werkprestaties van de landmeetkundig-ambtenaren-A niet gelijk
zijn aan die van de landmeter. Ook indien buiten beschouwing wordt
gelaten de stelling van de Zwitserse Bondsraad, die luidt, dat de
landmeter door zijn bredere opleiding rationeler en dus sneller
werkt dan de eenvoudig opgeleide assistent (blz. 88), dan nog
kunnen de werkprestaties van beide categorieën personeel niet aan
elkaar gelijk zijn. omdat de landmeter, die voor de werkzaamheden
van de landmeetkundig-ambtenaar de verantwoordelijkheid draagt,
van deze assistent een uitvoeriger meting zal vergen dan indien hij
deze zelf zou verrichten. Omgekeerd zal de landmeetkundig-ambte
naar de voorkeur aan een meer uitgebreide uitvoering van de meting
geven, om daarmede opmerkingen van zijn chef te voorkomen. Dit
euvel is niet te ondervangen en is inhaerent aan elke overdracht
van werk dat niet geheel mechanisch kan geschieden
de aanwijzing niet altijd een hele dag duurt;
3er tijdens en door de opmeting tegenstrijdigheden in de aanwijzing
worden ontdekt, die de landmeetkundig-ambtenaar-A niet mag op
lossen en waarvoor de landmeter, nadat deze hierop door de land
meetkundig-ambtenaar is geattendeerd, apart weer naar het terrein
moet gaan
4. zowel de landmeter als de landmeetkundig-ambtenaar zich in de
voorbereiding van de metingen ten kantore moet verdiepen, waar
door in dit opzicht dubbel werk wordt verricht.
Als voordeel staat hiertegenover, dat de landmeetkundig-ambtenaar
die de meting heeft uitgevoerd daardoor sneller de afwerking ervan
ten kantore kan uitvoeren dan de tekenaar.
Door deze onder 1 tot 4 genoemde bezwaren te calculeren in de
werkprestaties van de landmeetkundig-ambtenaar-A ten opzichte van
die van de landmeter verkrijgt men, dat bij 95% arbeidsprestatie van
de landmeetkundig-ambtenaar deze na ruim 4 meetdagen goedkoper
gaat werken dan de landmeter, bij 90% arbeidscapaciteit na 8,5 dag en
dat, indien de prestatie van de landmeetkundig-ambtenaar daalt tot
85% en lager van die van de landmeter, de assistent nimmer goedkoper
werkt dan laatstgenoemde. Deze resultaten verkrijgt men door de laatste
term van het tweede lid der vergelijking op blz. 129 te delen door de
prestatiepercentages.
Uit het vorenstaande volgt deze stelling, dat inschakeling van de
landmeetkundig-ambtenaar-A voor de metingen van de gewone dienst
slechts dan economisch verantwoord is, indien aan dit personeel me
tingen worden opgedragen waarvoor de aanwijzing met inbegrip van
de inlichtingen die de landmeter over de opzet van de meting aan de
assistent verstrekt ten opzichte van de meting als zodanig zo weinig
mogelijk tijd in beslag neemt. Omdat de landmeetkundig-ambtenaar-A
een betrekkelijk eenvoudige opleiding heeft genoten, moeten de me
tingen bovendien op een niet te moeilijke wijze uitvoerbaar zijn.
Werk dat aan deze eisen voldoet is in beperkte mate bij de gewone