133
De practijk van de laatste jaren wijst echter uit, dat dergelijke aan
tallen gegadigden voorlopig niet zijn te verwachten.
Dit euvel kan volgens de Commissie worden verholpen door
evenals destijds aan de landmeterscursus in Wageningen is geschied
aan de studenten een aanstelling bij het kadaster toe te zeggen of, zo
dit onvoldoende mocht blijken te zijn, hun een studietoelage te ver
strekken, tot welke maatregel de laatste tijd in toenemende mate door
andere diensten is overgegaan.
Ten aanzien van studietoelagen rapporteert de Staatscommissie
voor Reorganisatie van het Hoger Onderwijs op blz. 39 van haar ver
slag: >,Bij het toekennen van de algemene (d.w.z. normale) studietoe
lage zal de geschiktheid van de applicant het enige criterium mogen zijn.
Blijkt echter een maatschappelijke behoefte te bestaan aan meer afge
studeerden van een bepaalde studierichting (bijvoorbeeld meer tand
artsen, meer ingenieurs, enz.) dan zal door het verlenen van bijzondere
toelagen de studie in deze richtingen aantrekkelijker moeten worden
gemaakt."
Slechts als ook op deze wijze niet voldoende landmeters kunnen
worden aangetrokken, zal voor de tijdige afdoening van het binnen
gekomen werk, maar ten koste van de economie, het aantal landmeet-
kundig-ambtenaren-A bij de gewone dienst moeten worden uitgebreid.
Er moet echter naar worden gestreefd, dat een dergelijke noodmaat
regel zo spoedig mogelijk weer ongedaan wordt gemaakt of, wat te
prefereren is, tijdig wordt voorkomen.
Recapitulerend zal de toekomstige personeelsbezetting van de gewone
dienst moeten bestaan uit 141 landmeters waaronder niet gerekend
de 4 ingenieurs-verificateur en uit 40 landmeetkundig-ambtenaren
belast met veldwerkzaamheden.
Bij de dienst voor buitengewoon landmeetkundig werk, die wegens
bezuinigingsmotieven voorlopig wel niet zal kunnen worden uitgebreid,
zal deze bezetting bestaan uit 12 landmeters en 48 of mogelijk 54
man lagere meetkrachten.
De dienst van de ruilverkaveling zal, zoals op blz. 124 is aangegeven,
in de naaste toekomst met 5°% worden uitgebreid, waardoor het aantal
landmeters zal bedragen 63 en het aantal landmeetkundig-ambtenaren
te velde 1)4 X 44 (stand eind 19S2) 66. Zie voorts blz. 136.
H. VERSCHILLEN IN HET WERK VAN DE LANDMEET-
K UNDIGE-DIENSTONDERDELEN VAN HET KADASTER.
Uit het vorenstaande blijkt, dat bij de dienst van de ruilverkaveling
en bij die voor buitengewoon landmeetkundig werk relatief van veel
meer assistentie te velde gebruik wordt gemaakt dan bij de gewone
dienst. Dit vindt zijn oorzaak hierin, dat eerstgenoemde twee diensten
steeds grote werkobjecten hebben uit te voeren, die zich door hun aard
en omvang het best lenen voor een rationele inschakeling ook bij het
terreinwerk van assisterend personeel. Bovendien wordt voor deze
grote werken een geheel nieuwe meetkundige grondslag gelegd, waar
door de aan de assistent over te dragen detailmetingen in de regel een-