195
produceren in de beeldruimte van de kijker van een theodoliet. Zij
worden reeds gevormd door de objectief rand, die van het bolvormige
golffront, van de lichtbron afkomstig, altijd een deel afzondert. Het
bleek nu, dat het snijpunt van de kruisdraden op deze buigingsfiguren
eveneens ingesteld kan worden en dat men het objectief in principe
kan verwijderen, mits men dit vervangt door een diafragma met gelijke
opening. Met het oog op de opvoering van de nauwkeurigheid kan men
met gunstig gevolg gebruik maken van een zóneplaat (fig. 2), die zo
is geconstrueerd, dat de doorlatende en absorberende zones gelijke
oppervlakten hebben. Het interferentiepatroon bestaat nu eveneens
uit een aantal concentrische ringen, maar met een groter contrast en
grotere helderheid dan met een diafragma met opening en gleuven van
Fig. 2
willekeurige afmeting verkregen kunnen worden. Men kan nu bij
een juiste dimensionering met een grote precisie instellen.
Een dergelijke zóneplaat wordt gemonteerd op het objectief van een
theodoliet (foto 1). Men stelt nu niet scherp in op de lichtbron, maar
zoekt met behulp van de centrale instellens een gunstig patroon uit,
waarop goed is te richten. Essentieel is, dat iedere willekeurige licht
bron die zich in de voorwerpsruimte bevindt, en die klein genoeg is,
een interferentiepatroon produceert, zodat het niet noodzakelijk is de
scherpstelling voor verschillende afstanden te veranderen. Dit is in
de landmeetkundige practijk uiterst belangrijk.
Om een interferentiepatroon te verkrijgen is een speciale lichtbron
ontworpen, die gemonteerd kan worden op een driepoot (foto's 2 en
3). Achter een positieve dubbelbolle lens F van 15 dioptr. wordt een
autolamp E bevestigd van 35 Watt met de gloeidraad in het brand-
vlak van de lens, zodat de uittredende lichtbundel een weinig divergeert.
Deze bundel valt op een diafragma G. De grootte hiervan is proef
ondervindelijk vastgesteld en bedraagt 1/100000 van de afstand licht
bron-theodoliet. Voor elke afstand moet men dus een bijpassend dia
fragma inzetten.