198
ling op het interferentiepatroon werd éénmaal de horizontale rand af
gelezen, terwijl elke serie maximaal uit n instellingen bestond. Daarna
is de middelbare fout in de enkele instelling berekend.
De resultaten waren
Afstand
Aantal
waarnemingen
Middelbare fout
40 m
46
0,28"
100 m
47
0,29"
200 m
99
0,27"
500 m
82
0,22"
Vervolgens werd een aantal waarnemingen verricht, waarbij elke
instelling van de rand twee keer werd afgelezen, de tweede maal nadat
de randstrepen opnieuw tot coïncidentie waren gebracht. Nu werd de
afleesnauwkeurigheid en tevens de totale middelbare fout berekend,
waarna hun kwadraten van elkaar werden afgetrokken, waarmee de
zuivere middelbare fout van het instellen op het interferentiepatroon
werd vastgesteld. De afstanden van de lichtbron tot de standplaats van
de kijker werden uitgebreid en bedroegen resp. 100, 1200 en 2700 m.
Van deze metingen waren de resultaten
Afstand
Aantal
waarnemingen
Totale m.f.
Afleesnauw-
keurigbeid
Zuivere m.f.
enkele inst.
100 m
100
0,24"
0,12"
0,20"
1200 m
100
0,17"
0,08"
0,15"
2700 m
100
0,22"
0,14"
0,16"
Deze laatste werkwijze werd eveneens gevolgd met een theodoliet
Wild T 3 met een vergroting 40, waardoor men de volgende getallen
verkreeg
Afstand
Aantal
waarnemingen
Totale m.f.
Afleesnauw
keurigheid
Zuivere m.f.
enkele inst.
100 m
100
0,48"
o,33"
0,32"
1200 m
100
0,52"
0,23"
0,43"
2700 m
100
o,49"
0,23"
0,38"
Over deze resultaten kunnen de volgende opmerkingen gemaakt
worden.
1. Met deze richtmethode kan men met eenzelfde afmeting van het
objectief een grotere nauwkeurigheid behalen dan met de gebruike
lijke signalen het geval is.
2. De scherpstelling is secundair: binnen zeer wijde grenzen is geen
onscherpte te vrezen.
3. Aberraties van het optische systeem spelen een ondergeschikte rol,
mits de lenzen goed gecentreerd en afgewerkt zijn.