H. VERMEULEN Ervaringen met hoekmetingen in de Noordoostpolder 212 Oud-hoofdlandmeter van het kadaster, Zwolle Nu de kadastrale opmeting van de Noordoostpolder zo goed als vol tooid is, wordt in dit artikel een globaal overzicht gegeven van de hoekmetingen, waarbij de aandacht gevestigd wordt op de storende in vloeden van ondulatie, refractie en luchtspiegeling en die van grond verschuiving, doch alleen van praktisch standpunt uit bekeken. Het leek mij gewenst, nadat collega Ferwerda zijn zeer lezenswaar dig en belangrijk rapport getiteld „Tien jaar Wieringermeer" in de congrespublicaties van de Nederlandse Landmeetkundige Federatie (4e jaarlijks congres, 1941, blz. 9-27) het licht deed zien, iets mee te delen in het bijzonder over onze ervaringen met hoekmetingen in de Noordoostpolder. Ferwerda had bij de hoekmetingen in de Wieringer meer door de grote afstanden met moeilijkheden te kampen, zoals die in ons land, bij het Kadaster althans, waarschijnlijk nog niet waren voorgekomen. Het liet zich dan ook aanzien, dat wij in de Noordoost polder zeker dezelfde moeilijkheden zouden vinden en denkelijk nog grotere, omdat dit gebied twee en een half maal zo groot is als de Wieringermeer. De grootte van de Noordoostpolder, inclusief het buitenwater en de voormalige eilanden Schokland en Urk, is ca. 50500 ha; de afstanden Lemmer-Ramspol en Urk-Kadoelen zijn resp. ca. 27 en ca. 26 km. Indien wij met de opmeting van de Noordoostpolder hadden kunnen beginnen nadat de polder geheel droog was gemalen en de dorpen waren gebouwd met hun kerken en torens, zou de triangulatie vrij eenvoudig zijn geweest. Bij het zien van de kaarten van deze polder, vervaardigd door de Zuiderzeewerken in 1941, waarop de gehele toe komstige parcellering reeds was afgebeeld alsmede de zeven dorpen het hoofddorp Emmeloord in het midden en de andere dorpen, Mark nesse, Ens, Nagele, Espel, Rutten en Luttelgeest, in een ovaal daar omheen, dachten velen, dat deze dorpen reeds bestonden, of in elk geval, dat de plaatsen al aangegeven zouden zijn en men daar toch zeker signalen kon gaan bouwen. De werkelijkheid was, dat in Novem ber 1941, toen wij met de metingen begonnen, nog slechts een zwak glooiende strook van hoogstens 0,5 a 2 km breedte langs de Oostkant (van Lemmer over Kuinre, Blankenham, Blokzijl en Vollenhove tot Kadoelen) droog was, terwijl op de plaatsen van de toekomstige dorpen van 2 tot 5 m water stond. Door de zeer nauwe samenwerking met de Bijhoudingsdienst van Later zijn nog ontworpen de dorpen Kraggenburg, Tollebeek, Bant en Creil. Thans zijn nog maar gesticht de dorpen Emmeloord, Marknesse, Ens, Kraggenburg, Luttelgeest en Bant.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1953 | | pagina 40