215 Ik herinner mij, dat Prof. Schermerhorn ons op een vacantiecursus over tachymetrie meedeelde, dat bij een tachymetrering over de Ka- naalweg te Delft, de resultaten verschillend waren bij heen- en terug gang. Waarschijnlijk was dit mede een gevolg van laterale refractie, terwijl hierbij ook andere invloeden, zoals b.v. verschil van belichting, een rol kunnen spelen. De werkelijke uitkomst zou dan ongeveer het gemiddelde moeten zijn. Nog een ander verschijnsel vormden de plotselinge lucht spiegelingen. In het waterrijke gebied van Zuid-Friesland, de N.W. hoek van Overijssel en in de Noordoostpolder, vooral toen de polder bezig was droog te worden, nam men torens, huizen, wagens en mensen op enige afstand soms tweemaal zo groot waar en schijnbaar drijvende op water. Het spreekt vanzelf, dat een richting, genomen op de spits van zo'n toren, zeer onzuiver is. Dergelijke ver- Meerdijk schijnselen doen zich ook voor op spoorbanen en in het algemeen op licht gekleurde, onbegroeide of vochtige gronden. We schreven over al die verschijnselen aan het Koninklijk Meteo rologisch Instituut in De Bilt en vroegen, of die afwijkingen mogelijk waren, of men ons over de grootheid van die factoren kon inlichten en of die verschijnselen ook afhankelijk waren van de vochtigheid in de atmosfeer, van wind, van zon, van temperatuur of van het jaargetij. Het antwoord luidde, dat men de mogelijkheid van die afwijkingen wel plausibel achtteover gegevens daaromtrent beschikte men niet, zodat men over de grootheid van die factoren geen inlichtingen kon geven. De toenmalige landmeter W. Baarda heeft nog een poging gedaan die afwijkingen in een formule vast te leggen, doch is daarin toen niet geslaagd. Vele snelliuspunten berekend aan het Centraal teken- en opleidings bureau (C.T.O.) te 's-Gravenhage gaven door dit alles aanleiding tot veel correspondentie. Dramatische gevolgen deden zich voor bij punt DP 257. Aan het C.T.O. concludeerde men dat een der richtingen genomen moest zijn op Vollenhove 6 i.p.v. op Vollenhove 3. Het punt gaf dan geen aanleiding tot bijzondere opmerkingen. Over deze ver wisseling verwonderden wij ons. Op het terrein werden de richtingen nog eens nagegaan, waarbij bleek, dat op het genoemde punt Vollen hove 6 niet te zien was en Vollenhove 3 wel. Het punt werd toen opnieuw berekend, waarbij de f's op de verre richtingen natuurlijk groter werden (door laterale refractie enz.) en het punt in coördi naten ca. 1,5 m verschoof, waardoor het toen uitstekend harmonieerde met zijn directe omgeving. Met alle respect voor de leiding en de rekenaars van het C.T.O., moet mij van het hart, dat berekening van snelliuspunten in dergelijke terreinen waar de metingen zijn beïnvloed door wind, stuifzand, rook (afbranding riet), ondulatie, luchtspiegelingen en laterale refractie, en zeker zolang de begroeiing niet aanwezig is, omdat dan de atmosferi sche invloeden het hevigst zijn, m.i. gemakkelijker gedaan kan worden aan het eigen bureau. Immers hier weet men direct welke richtingen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1953 | | pagina 43