Mr. H. C. P. KORTE
Het ontwerp ruilverkavelingswet
239
Seer, jurist bij de Cultuurtechnische Dienst:
Het voorlopig verslag op het nieuwe ontwerp der Ruilverkavelings
wet is onlangs verschenen. Het is een lijvig en doorwrocht stuk, dat
de Vaste Commissie en de samensteller tot eer strekt. Nagenoeg alle
aspecten, ook in ruimer verband, hebben hun beschouwing gevonden
en al moge men het op sommige punten met verschillende leden niet
eens zijn, men vindt zijn steun wederom bij andere leden.
Het moge mij vergund zijn op enkele onderwerpen nader terug te
komen. Uit de veelheid kies ik de belangrijkste.
Aftrek voor wegen en waterlopen
Deze aftrek staat niet met zoveel woorden in de wet vermeld. Hij
volgt uit het systeem der wet. Men leze daartoe de artikelen 12 sub
1, 17, 41 en 82 van de gewijzigde Ruilverkavelingswet 1938 in onder
ling verband.
Ter zake van de onttrekking van deze grond aan het blok voor deze
nieuwe wegen en waterlopen ontvangen de eigenaren ook geen schade
loosstelling. Ook dit vindt men niet in de wet; men vindt dit in de
Regeringstoelichting.
Het lijkt juister een en ander in een wetsbepaling vast te leggen,
gelijk dit ook overal in de wettelijke regelingen in het buitenland is
geschied. Bovendien lijkt het minder elegant voor een nieuwe wet een
beroep te moeten doen op een toelichting van de Regering ten aan
zien van de wet 1938.
Onteigening
In het voorlopig verslag is wederom het vraagstuk van de onteigening
naar voren gekomen. Naar mijn mening terecht, al meen ik met de
daarin neergelegde opvatting te mogen verschillen. Belangrijk is, dat
op dit punt klaarheid komt, al ware het slechts om ongunstige of
minder welgevallige rechterlijke uitspraken in de toekomst te ontgaan.
Waar liggen de grenzen tussen ruilverkaveling en onteigening? Enkele
algemene opmerkingen mogen hier vooraf gaan.
De ruilverkaveling zelf is geen onteigening. Haar wezenskenmerk
is de toedeling van grond van gelijke waarde (artikel 12 R.W.) ten
gunste van de eigenaar zelf.
De plaatselijke commissie heeft tot taak elke eigenaar voor zijn
inbreng land van gelijke hoedanigheid en gebruiksbestemming (artikel
14 R.W.) terug te geven. De wet spreekt dan ook niet van schade
loosstelling, maar van toedeling van grond. Juridisch gezien is het ook
van ondergeschikt belang, dat de wet ter vervolmaking van de toedeling