253 Het is waar, dat door een verbod van onderhandse akten van over dracht van onroerend goed een kleine groep van zaakwaarnemers zal worden getroffen, doordat zij zich voortaan tot andere werkzaamheden zal moeten beperken. De commissie meent, tot haar leedwezen, dat hun belangen voor het algemene belang, betrokken bij de rechtszekerheid, zullen moeten wijken. Als voornaamste bezwaar tegen het verplicht stellen van een nota riële akte wordt meestal aangevoerd, dat de kosten daarvan voor on- en minvermogenden een bezwaar zouden opleveren, in het bijzonder bij kleine transacties. De commissie kan dit bezwaar slechts zeer ten dele tot het hare maken. Vooral bij overdracht van kleine stukjes grond spelen de fiscale heffingen als zegel- en registratierechten relatief een zo belangrijke rol, dat men een verlaging van de aan die overdracht verbonden kosten beter kan bereiken door vermindering van die hef fingen dan door het achterwege laten van een notariële akte, waarvan de kosten trouwens niet of maar weinig hoger plegen te zijn dan van een akte, opgemaakt door een zaakwaarnemer. Bovendien is, in dien de notariële tarieven in sommige gevallen inderdaad te zwaar zou den drukken, de voor de hand liggende oplossing deze te herzien. Overigens zijn de notarissen ingevolge artikel 6, lid 2, van de Notaris- wet reeds verplicht op last van de voorzitter van de rechtbank hun diensten aan on- en minvermogenden kosteloos dan wel tegen tot de helft verminderd tarief te verlenen. Een uitzondering voor publiekrechtelijke lichamen, zoals wel wordt bepleit, acht de commissie niet gerechtvaardigd. In de kring dezer lichamen wordt de waarde van de notariële akte trouwens over het algemeen erkend, zoals o.m. blijkt uit een brief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten aan de Minister van Justitie dd. io December *947j waarvan de commissie een afschrift heeft ontvangen. Een derge lijke uitzondering zou, indien zij werd gemaakt, moeten gelden voor alle publiekrechtelijke lichamen. Niet al deze lichamen beschikken echter over voldoende deskundig eigen personeel en reeds daarom ware zulk een uitzondering niet gerechtvaardigd. A aar het oordeel der commissie dient de conclusie naar aanleiding van vraag 2 dus te luiden De mogelijkheid van overdracht van onroerende zaken door over schrijving van een onderhandse akte dient niet gehandhaafd te blijven. Vraag 5. Moet het aanwasrecht gewijzigd dan wel nader geregeld wordenten aanzien van de aanwas aan de zeekust, de Wadden en de grote rivieren De commissie meent, dat één regime voor alle openbare wateren de voorkeur verdient. Een bepaling, dat opzettelijk in openbare wateren door aanlegging van werken bevorderde aanwas met toevalt aan de oevereigenaren, komt aan de commissie redelijk voor. In het voorlopig antwoord van de Minister wordt als voorbeeld van opzettelijk in openbare wateren door aanleg van werken bevorderde

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1953 | | pagina 31