258
tekende daarmede slechts uit te sluiten het recht van de oevereigenaar
op aanwas door werken, die winning van land beogen.
In het voorlopig antwoord van ondergetekende op de onderwerpelijke
vraag zijn enige wijzigingen aangebracht. Hij heeft ter uitsluiting van
misverstand de daarin gegeven voorbeelden, te weten de Zuiderzee
oevers en de landaanwinst bij de wadden, geschrapt, zulks in verband
met het hierboven omtrent de Zuiderzee-oevers opgemerkte. Voorts is
een drukfout hersteldin plaats van „eindigde" moet worden gelezen
eindige.
De moeilijk leesbare laatste zin van het oorspronkelijk voorlopig
antwoord is verduidelijkt. Tenslotte is in het gewijzigd voorlopig ant
woord een andere volgorde van de onderdelen gekozen, waarbij een
algemene regel is voorafgesteld, die door twee speciale regels is gevolgd.
Gewijzigd voorlopig antwoord van de Minister van Justitie:
De aanwas eindige bij de hoogwaterlijn. Gewenst is te bepalen, dat
opzettelijk in openbare wateren door aanlegging van werken bevor
derde aanwas niet toevalt aan de oevereigenaren.
Bij daling van het waterpeil door natuurlijke oorzaken behoren
drooggevallen stroken grond in beginsel als aanwas te gelden.
Vraag 7.
Ondergetekende stelt met voldoening vast, dat omtrent de beantwoor
ding van dit vraagpunt tussen de vaste commissie en hem volkomen
overeenstemming bestaat.
Het is ook zijn bedoeling niet de ontwikkeling op dit gebied in de
toekomst sterk aan banden te leggen.
Wat de vraag betreft of het recht van opstal met dat van erfpacht
moet samengesmolten worden, zo acht ondergetekende dit een vraag
van zuiver technische aard, voor welker beantwoording het door Prof.
Meijers samen te stellen ontwerp kan worden afgewacht.
Ondergetekendes voorlopig antwoord op de onderwerpelijke vraag
blijft derhalve ongewijzigd.
Uit het Eindverslag van de vaste Commissie voor Privaat- en Straf
recht (19 Mei 1953):
Vraag 2.
Uit de commissie werd er bij het overleg nogmaals krachtig op aan
gedrongen de notariële akte bij de overdracht van onroerend goed
steeds verplicht te' stellen en op deze regel dus geen uitzonderingen
toe te laten. In het bijzonder had men er bezwaar tegen, dat uitzonde
ringen zouden worden gemaakt bij algemene maatregel van bestuur,
niet bij de wet.
Van Regeringszijde werd het standpunt gehandhaafd, dat weliswaar
in beginsel overdracht bij notariële akte behoort te geschieden, doch dat
het om praktische redenen wenselijk is daarop uitzonderingen mogelijk
te maken. Dit werd als volgt gemotiveerd. Thans kan nog niet defini
tief worden beslist, welke uitzonderingen gemaakt moeten worden, doch
met twee categorieën moet rekening worden gehouden.