259
In de eerste plaats zijn er de akten, opgemaakt door de erkende zaak
waarnemers, die ingevolge de regelingen van de prijsbeheersing thans
die bevoegdheid bezitten. De situatie is immers zo, dat de tegenwoor
dige wet de onderhandse akte algemeen toelaat, doch dat ingevolge een
bezettingsvoorschrift, nl. artikel 2 van het Tweede Uitvoeringsvoor
schrift (Stct. 31 December 1942, nr. 255) van het tegenwoordige Ver-
vreemdingsbesluit Onroerende Zaken Verordeningenblad 1942, nr.
49, gewijzigd bij lijst C, Besluit bezettingsmaatregelen, Stb. E 93, laat
stelijk gehandhaafd bij de Wet Bezettingsmaatregelen IV 1953), de
overdracht alleen kan geschieden bij notariële akte, op welke regeling
dan echter weer een uitzondering bestaat ten behoeve van een groep van
ongeveer 90 door de Directeur-Generaal van de Prijzen erkende zaak
waarnemers. De bestaande toestand wordt in wezen gehandhaafd door
het door de Tweede Kamer der Staten-Generaal onlangs aanvaarde
wetsontwerp op de vervreemding van landbouwgronden, namelijk in
de artikelen 4 en 5 ten aanzien van landbouwgronden, en in artikel 34
ten opzichte van niet-landbouwgronden. De Minister wees er op, dat
het hier een netelige kwestie betreft, welke enige gelijkenis zou kunnen
gaan vertonen met die van de tandtechnici. Men zal hier in elk geval
met veel beleid te werk moeten gaan.
In de tweede plaats zijn er de akten van overdracht van onroerend
goed aan en door publiekrechtelijke lichamen. Vóór de oorlog, toen op
grote schaal nieuwe wegen werden aangelegd, werden b.v. tienduizen
den stukjes grond aangekocht door de Rijkswaterstaat. De rechtszeker
heid werd daarbij gewaarborgd doordat deskundig personeel de akten
opmaakte. Enig gevaar voor de rechtszekerheid van latere eigenaren
bestond bij overdrachten aan de Staat trouwens toch niet, omdat deze
gronden bestemd waren Rijkseigendom te blijven. Aan het voorschrij
ven van een notariële akte voor dergelijke gevallen zou ook, gezien de
deskundigheid van het personeel der hiervoor in aanmerking komende
lichamen, de ratio grotendeels ontvallen. Overeenkomstige argumenten
zouden kunnen worden aangevoerd voor particuliere lichamen, die over
deskundig personeel beschikken. Zou men voor al zulke overdrachten
een notariële akte willen voorschrijven, dan zou dit bemoeiing van de
Overheid met de notariële tarieven uitlokken. Aan de zijde der Rege
ring bestond niet de overtuiging, dat het nodig zou zijn in deze gevallen
een notarieel transport te eisen. Ook ten aanzien van de uitgifte van
gronden in erfpacht zou niet bij voorbaat het gebruik van onderhandse
akten moeten worden uitgesloten.
Wel zouden de uitzonderingen op de verplichting tot het opmaken
van een notariële akte naar het oordeel der Regering niet ver moeten
worden uitgebreid. Doch in elk geval zou voor de beide genoemde
categorieën behoefte bestaan aan een zekere veiligheidsklep. Deze zaken
zouden op het ogenblik niet rijp zijn voor het nemen van een beslissing.
Dat de uitzonderingen eventueel bij algemene maatregel van bestuur
zouden worden toegestaan, werd van de zijde der Regering niet be
zwaarlijk geacht. Indien de Staten-Generaal tegen zulk een maatregel
overwegend bezwaar mochten hebben, zullen zij bij wege van inter-