261
de volledige vrijheid om bij onderhandse akte te transporteren zou
herstellen. Daartoe is immers het doen vervallen van de bezettingsrege
lingen nodig. Op de een of andere wijze zal de wetgever zich dus toch
over het probleem moeten uitspreken.
Enkele leden, die uit hoofde van de rechtszekerheid een notariële
akte hoogst wenselijk achtten, oordeelden het na de uiteenzettingen van
de zijde der Regering het belangrijkste, dat in het antwoord van de
Minister van Justitie dit vereiste in principe wordt gesteld. Zij achtten
dit principe niet aangetast, wanneer de mogelijkheid van uitzonderingen
wordt opengelaten. De mogelijkheid, welke van 1838 af tot in de be
zettingstijd heeft bestaan, dat iedereen, zelfs bij volledige ondeskundig
heid, transportakten kon opmaken, gaat dan toch maar tot het verleden
behoren om plaats te maken voor de notariële akte behoudens welover
wogen uitzonderingen. De door de Minister genoemde uitzonderingen
achtten deze leden zeker een ernstige overweging waard.
Bij het overleg werd dus geen overeenstemming bereikt. De Minister
verklaarde zijn formulering te willen handhaven, niet omdat hij nu
reeds zou willen uitspreken, dat bepaalde uitzonderingen op de regel
der authentieke akte nodig zijn, doch omdat hij het probleem nog niet
voldoende kon overzien om te kunnen aanvaarden, dat uitzonderingen
zouden worden uitgesloten.
Ingevolge artikel 35 van het Reglement van Orde, bepalende, dat,
indien de commissie wijzigingen in het voorstel raadzaam acht, zij de
ontwerpen daarvan bij haar verslag voegt, deelt de commissie mede,
dat zij wijziging van conclusie 2, zoals deze door de Minister van
Justitie wordt voorgesteld, wenselijk acht in deze zin, dat de conclusie
komt te luiden
Voor overdracht van onroerende zaken moet een authentieke akte
worden geëist. Echter verdient het aanbeveling een overgangsregeling
te treffen voor akten, opgemaakt door erkende zaakwaarnemers, voor
zover dezen hun beroep uitoefenen op 1 Juli 1953-
Ingevolge artikel 35 van het Reglement van Orde, bepalende, dat,
artikel bedoeld wordt de meerderheid der commissie.
Een minderheid kan zich met de ontworpen wijziging niet verenigen.
Uit de lijst van conclusies door de Minister van Justitie aan de
Tweede Kamer der Staten-Generaal voorgelegd (19 Mei 1953):
1. Het verdient geen aanbeveling over te gaan op een geheel ander
systeem van grondboekhouding. Wel behoren verbeteringen te worden
aangebracht uit hoofde van de bescherming van rechten van derden
te goeder trouw door in- of overschrijving van bepaalde gegevens, die
voor ontstaan en tenietgaan van rechten van belang zijn.
2. Als regel moet voor overdracht van onroerende zaken een authen
tieke akte worden geëist. Op deze regel kunnen uitzonderingen worden
toegelaten voor gevallen, bij algemene maatregel van bestuur aan te
wijzen.
5. De aanwas eindige bij de hoogwaterlij n. Gewenst is te bepalen,