274
Prof. dr. Ir. W. Schermerhorn opent de discussie door te wijzen
op de gevaren die de mensheid bedreigen van de zijde der intelligentia,
speciaal op het gebied van de ruimte-ordening. Ieder mens is tot op
zekere hoogte een ordenaar, maar men dient zich volstrekt bewust te
zijn van de grenzen die aan deze ordening gesteld moeten worden.
Stelt men deze grenzen niet, dan wordt het geluk van de mensheid
bedreigd.
De spreker antwoordt, dat zonder te willen pleiten voor een be
wuste migratiepolitiek, hij toch wil stellen, dat men zich geen illusies
moet maken over vrijheid van vestiging. Het gaat ook om de verhou
ding van vrijheid' tot gebondenheid. Het welzijn van het Nederlandse
volk maakt het nodig zekere maatregelen te treffen, maar de ordening
dient op zodanige wijze te geschieden, dat ieder individu de grootst
mogelijke vrijheid wordt gelaten.
De heer A. Scheffer is het opgevallen, dat het individuele inzicht
in een planologisch ontwerp 20 groot is.
De spreker beaamt dit en zegt, dat het denkplan in de planologische
wereld anders ligt dan op het terrein van de exacte wetenschappen.
Planologen zijn geen beoefenaren van wiskunde, maar kunstenaars
met individuele inzichten.
De heer F. Henkei roert het probleem aan van de verdreven tuinders
uit de rand van de stad.
Volgens de inleider moeten deze agrariërs verdreven worden. De
■oplossing van dit probleem ligt in het ter beschikking stellen van
elders liggende grond.
De stedebouwkundige kan bij het ontwerpen van een uitbreidingsplan
niet met centraal gestelde normen werken. Hij zal inlichtingen in
winnen over de toekomstige bevolkingsgrootte, over de woonzeden en
over de bodemgesteldheid. Maar elk geval is anders en nieuw. Aldus
spreker naar aanleiding van een door de heer F. W. Avenarius ge
stelde vraag. En op diens tweede vraag aangaande het kaartmateriaal,
antwoordt spreker, dat de planoloog daaraan geen hoge eisen stelt.
Wel is er behoefte aan goed fotomateriaal.
Prof. Baarda onderstelt conflicten met kunstbroeders bij de uit
voering van de details van een stedebouwkundig plan, hetgeen volgens
spreker inderdaad voorkomt.
In antwoord op een laatste vraag van de heer F. Henkei, zegt
spreker tenslotte, dat de plaatselijke overheid door het voeren van een
bewuste grondpolitiek, eventuele moeilijkheden die kunnen ontstaan
door prijswijziging van de voor stadsuitbreiding bestemde grond, tracht
te voorkomen.
Hierna bedankt Prof. Kruidhof de spreker hartelijk en noemt deze
voordracht een voortreffelijk slot van het congres.
Daar voor de rondvraag geen belangstelling bestaat, dankt de voor
zitter in zijn slotwoord allen die hebben bijgedragen tot het welslagen
van dit op hoog peil staande congres.
De Secretaris der N.L.F.,
J. Wolthuis.