313
kleine steden, die óf stationnair moeten blijven óf waar ingrijpende
structuurwijziging moet worden nagestreefd, en dorpen, eveneens weer
te verdelen in te stabiliseren of te stimuleren kernen.
Een volgende noodzakelijke stap is een gedegen sociologisch onder
zoek naar de woonzeden, de woongewoonten en de wooncultuur in
deze onderscheiden kernen. Gecombineerd met gegevens betreffende
de demografische opbouw en de te verwachten gezinssamenstelling, kan
langzamerhand een beeld ontstaan van de gewenste woonvormen en hun
procentuele verdeling.
Naar de mate waarin de toekomstige structuur van de kern zal
verschillen en behoort af te wijken van de huidige structuur, zijn afwij
kingen van de huidige woonvormen en van gangbare bebouwingsdicht
heden verantwoord. Men hoede zich voor revolutionnair optreden in
stationnaire kernen.
Zal dit alles leiden tot een grotere efficiency in het grondgebruik,
waarnaar men in bepaalde kringen zo graag streeft? Een streven dat
op zichzelf reeds merkwaardig is, terwijl de woningpolitiek van de
overheid om zeer begrijpelijke sociale redenen meer dan 50 jaar lang
gericht is geweest op verlaging van de bebouwingsdichtheid.
Wanneer men onder efficiency van het grondgebruik verstaat, dat
het aantal vierkante meters bouwterrein per eenheid van vloeropper
vlakte overal en onder alle omstandigheden kleiner zal worden, dan
moet het antwoord m.i. luiden: neen, zolang we ons als stedebouwkun
digen van onze verantwoordelijkheid bewust zijn.
Letten we op het gemiddelde grondgebruik per woning, dan geloof
ik, dat er wel een winst te behalen is. Deze winst zal vooral worden
verkregen op die plaatsen, die tengevolge van een noodzakelijke ver
stedelijking een ingrijpende structuurwijziging moeten ondergaan,
plaatsen waar de industrievestiging meer dan tot nu toe geconcentreerd
zal moeten worden.
2. In het tweede deel van mijn inleiding zou ik gaarne Uw aandacht
vragen voor enkele vraagstukken die met de structuur van de expansie
zone van de stad verband houden.
Het doel van de stedebouw is het scheppen van harmonieuze, d.w.z.
doelmatige en schone levensruimten voor toekomstige bevolkingsgroe
pen. Kennis van de eisen die deze bevolkingsgroepen aan de occupatie-
vorm zullen stellen, dus een sociologisch vooronderzoek, is een eerste
vereiste. Behalve kennis van de bevolking is bekendheid met de moge
lijkheden van de grond, dus een gedetailleerde bodemkaartering, van
belang. Een stedebouwkundig plan is pas geslaagd wanneer het o.m.
waarborgen biedt voor een goede ontplooiing van het gemeenschaps
leven. De ontwikkeling van de mens tot gemeenschapswezen wordt be
vorderd, wanneer de samenleving geleed kan worden in kringen van
steeds wijder omvang: het gezin, de buurt, de stadswijk, de stad. Deze
denkbeelden zijn uitgewerkt in de U bekende wijkgedaehte, die beoogt
de massificatie, waarbij dus de mens als nummer in de massa onder
gaat, te bestrijden door de afzonderlijke mens, die slechts in en door