315
de steden en dorpen naar de aanpassing van de gegroeide structuur aan
de eisen van het moderne leven.
Zolang de plaatselijke samenleving aan wijzigingen onderhevig is,
zal de stad een dynamisch karakter bezitten.
Hoe kan nu aan iets dat in grootte niet bepaald schijnt, een bevre
digende vorm worden gegeven? Behoort de aesthetisch zo bedenkelijke
abrupte overgang van de stadsbebouwing naar het boerenland tot de
kenmerken van de steeds groeiende stad?
Was het niet Pythagoras, die gezegd heeft, dat het een eigenschap
van alle goede dingen is, dat ze begrensd zijn, en een kernmerk van
alle kwade dingen, dat ze onbegrensd zijn?
Aan het dynamische stadsleven kan inderdaad slechts een aesthetisch
aanvaardbare vorm worden gegeven, wanneer het gelukt de onver
zoenlijke tegenstelling tussen de begrensdheid van het schone en de
onbegrensdheid van de groeiende stad tot een hogere synthese op te
voeren.
Stelt U zich voor een drijf schaal, waarin een waterlelie. De schaal
is in grootte bepaald. De bloem kan zich meer of minder ontvouwen.
De marge tussen de schaalrand en de meer of minder ontplooide
bloembladeren wordt opgevuld door het water. Dit is het beeld van
onze oude vestingsteden. Door de ommuring en omwalling was er de
duidelijke bepaaldheid in grootte en demonstreerde zich de afbakening
van het stadsgebied tegenover het omringende land. Binnen de muren
lag de expansiezone, bestaande uit stadstuinen, die gaandeweg door
bebouwing werden vervangen, tuinen, die van schaal en structuur
duidelijk verschilden van het agrarische gebied buiten 'd'e wallen.
De totale stadsvorm was op dikwijls zeer fraaie wijze (Naarden)
in het landschap afgetekend. Binnen deze vorm het dynamische ele
ment de zich uitbreidende stadsbebouwing.
Het behoort tot de taak van de hedendaagse stedebouwkundigen
deze idee op moderne wijze te vertalen. Het stadsgebied, waarin de
bebouwing nog niet is voortgeschreden en dat ook tenslotte niet door
bebouwing moet worden opgeslokt, zal niet alleen door een eigen
structuur, maar ook door plastisch werkende elementen moeten wor
den begrensd. Bosstroken, losstaande boomgroepen of andere groen-
elementen kunnen, tezamen met waterlopen, dijken of wallen, zelfs
wanneer ze zeer verspreid gelegen zijn, een suggestie geven van een
afbakening van het stadsgebied. Binnen deze begrenzing zullen volks
tuinen, wandel- en sportparken, de van buiten komende bezoeker een
voldoende indruk geven, dat hij het stadsgebied is binnengetreden.
De vormgeving van deze permanente expansiezone behoort bij uit
stek tot de taak van hen die in Wageningen, de stad der tegenstellingen,
hun stedebouwkundige opleiding krijgen.