348 Kaart en veldwerk onvoldoende, alles moet opnieuw gemeten worden en delimitatie is nodig. Indien de terreingrens die door de eigenaren als eigendomsgrens wordt beschouwd en aan de landmeter wordt aangewezen, afwijkt van de bestaande kadastrale grens, moet dan de laatste gehandhaafd wor den, c.q. het nieuwe kadastrale perceel in consorten worden geboekt, dan wel moet de aangewezen terreingrens de grens van het nieuwe kadastrale perceel worden Een antwoord dat voor alle gevallen geldt, is niet te geven. Het hangt geheel van de omstandigheden af en moet door de landmeter, zo nodig in overleg met de hypotheekbewaarder, geval voor geval beoordeeld worden. In zeer vele gevallen zal het blijken, dat het gewenst is de laatste methode te volgen en de heren rapporteurs sommen hiervoor wel acht redenen op, waarvan de belangrijkste zijn: i. de oude gegevens zijn dikwijls van twijfelachtige aard; de zichtbare terreingrens is van grote betekenis; 3- zij is de bezitsgrens en heeft als zodanig een belangrijke juridische betekenis 4. de bezitsgrens wordt in vele gevallen eigendomsgrens door ver jaring; 5- de waarde van de aangewezen grens kan belangrijk verhoogd wor den door de vaststellingsovereenkomst. Wordt m overleg met de landmeter een grens vastgesteld en op het terrein afgebakend, dan is er zeker sprake van een vaststellingsover eenkomst. Het is wenselijk, hiervan een schriftelijk stuk op te maken. Tot zover de rapporten. En nu de praktijk. Haasbroek schreef reeds in dit Tijdschrift in 1939: - "1^ 'j m"1- 1(16 taak van een hermeting, indien het enigszins mogelijk ïs, de kadastrale toestand een afspiegeling te doen zijn van de levende terreinstocstand." De Groot is van mening (Orgaan K. en L. Jan. 1952) „Het kadaster verleent geen rechten, maar registreert. Zou het wenselijk zijn, stijf vast te houden aan een eenmaal bepaalde lijn, al is die juridisch nog zo goed omschreven Geeft dit geen verstarring een keurslijf, dat de levende maatschappij toch wel zal doorbreken? Moeten wij met zo goed mogelijk trachten de grenzen te volgen rekening houdend met alle wijzen van mutatie?" De Groot ziet een hermeting „niet als een algehele sanering en vaststelling van rechten, maar als een codificatie van het goede bestaande en een poging het ontbrekende aan te vullen." Met deze uitspraken van Haasbroek en De Groot, die zeer goed aansluiten aan het rapport Mr. Berg-Kluvers, kan ik het bijna geheel eens zijn. Ik zou slechts deze restrictie willen maken, dat grenzen die nauwkeurig in overgeschreven akten zijn omschreven, bv. door bepaal de maten, m.i. niet gewijzigd mogen worden.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1953 | | pagina 22