RECHT EN ADMINISTRATIE Dr. S. O. VAN POELJE Ruimte-ordening en ruilverkaveling Administrateur bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten: In een beschouwing over het ontwerp Ruilverkavelingswet in het nummer van i Augustus jl. van dit tijdschrift maakt Mr. H. C. P. Korte enige opmerkingen over ruimte-ordening en ruilverkaveling. Hij vestigt er daarbij de aandacht op, dat „van bepaalde zijde" is bepleit de doelstelling van artikel 2 van de Ruilverkavelingswet te ver ruimen, opdat een beter verband met de ruimte-ordening kan worden verkregen. Dit voorstel meent Mr. Korte te moeten ontraden op grond van verschillende overwegingen, waarvan de meest verbijste rende isdat de ruimte-ordening nog „in de kinderschoenen zou staan"deze ruimte-ordening immers zou slechts in een noodwet haar basis vinden; het ontwerp Ruimtewet van de Staatscommissie-Van den Bergh zou aan veel critiek zijn onderworpen (o.a. omdat het de juiste criteria voor de bestemmingsplannen niet aangeeft)de bestaande practijk zou verruiming van de doelstelling van de Ruilverkavelingswet niet nodig makenmen zou deze verkaveling voorlopig „in haar land bouwkundige waarde" moeten laten. Voor dit geval optredend als woordvoerder van de hier bedoelde „bepaalde zijde" zou ik er de aandacht op willen vestigen, dat deze uitlatingen van Mr. Korte in de kringen die enigszins met de ruimte ordening vertrouwd zijn, aanleiding moeten geven tot verbazing en ook wel tot enige ongerustheid. Ruimte-ordening is het door de bestuurs organen (dus niet uitsluitend door de ambtelijke diensten) aangeven en coördineren van de bestemming van de grond. Deze ruimte-ordening vindt plaats op gemeentelijk, op regionaal en op nationaal niveau. Hier van getuigen sinds vele jaren de gemeentelijke uitbreidingsplannen, beginnen te getuigen de streekplannen en zullen wellicht in de toe komst getuigen (partiële, c.q. facet) nationale plannen. In het op peil houden, verbeteren en uitbouwen van deze plannen vinden honderden personen (gemeentelijke ambtenaren, zelfstandig werkende adviseurs van gemeenten, personeel van de overal actieve provinciale planologi sche diensten en de medewerkers van de in allerlei vraagstukken ge moeide Rijksdienst voor het Nationale Plan) een dikwijls zware dagtaak. Natuurlijk moet erkend worden, dat geen instelling volmaakt, geen deskundige volleerd en geen bestuurstaak ooit voltooid is. Tegen een voorstelling van zaken die de indruk wekt zich van de gehele ruimte ordening min of meer af te maken door deze naar de kinderschoenen te verwijzen, moet echter bezwaar worden gemaakt. De omstandig heid, dat door de jarenlange zorg van bijna alle gemeentebesturen zeker

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1953 | | pagina 3