368
gevoerd. De president (Dr. Jung uit Aken) achtte het reeds geen
punt van discussie meer, dat voor kadastrale doeleinden de fotogram-
metrie wordt gebruikt. Uit de jongste resultaten, verkregen bij groots
opgezette proefnemingen in Oostenrijk, Zwitserland en Italië is dit
overduidelijk gebleken. Algemeen wordt aangenomen, dat de middelbare
fout in de kaartering kleiner dan 10 cm is. Dit is in de meeste landen,
voor streken waar de grondprijs niet te hoog is, voldoende voor ka
dastrale kaarteringen. Voor stadskernen e.d., waar de grondprijzen
zeer hoog zijn, is dit onvoldoende,, zodat hier nog geen sprake kan
zijn van toepassing der fotogrammetrie. Zweden daarentegen meldde,
dat voor kadastrale doeleinden in de grote steden wel terrestrische foto
grammetrie wordt toegepast. Daar men tot de conclusie kwam, dat
de kaarteringen op grote schaal van steden afzonderlijk moest worden
bezien, werd in de eindresolutie geadviseerd, bij het volgend congres
een aparte commissie hiervoor in het leven te roepen. Daar dus vast
staat, dat de fotogrammetrie, zowel voor topografische als voor ka
dastrale kaarteringen bruikbaar is, werd beraadslaagd of coördinatie
van beide diensten mogelijk is. Dit punt deed nogal wat stof opwaaien.
Op een vraag van de president of beide diensten in de verschillende
landen al of niet gescheiden zijn, vernam hij, dat zij verenigd zijn in
Oostenrijk, Israël en Italië (gedeeltelijk) en gescheiden in Engeland,
Amerika, Nederland, België, Frankrijk, Duitsland, Zweden en Zwit
serland. Uit wetenschappelijk oogpunt pleitte spreker voor coördinatie
van beide diensten en diende ook in die vorm een eindresolutie in, al
had hij een open oog voor de moeilijkheden in de verschillende landen
bij de praktische tenuitvoerlegging hiervan. Vooral Engeland was er
fel tegen gekant; ook Frankrijk, Nederland en België uitten hun be
zwaren. Zij pleitten voor het woord „samenwerking" i.p.v. „coördi
natie". Als algemene argumenten werden o.a. genoemd de ver uiteen-
liggende doelstellingen van beide diensten, de verwerping van de histo
rische achtergrond (Engeland), het belang van de hoogtebepalingen
voor topografische doeleinden en de gedesinteresseerdheid hiervoor bij
het Kadaster (Frankrijk, Nederland, België). Het eerstgenoemde
argument spreekt vooral als de aandacht wordt gevestigd op de veel
zijdige administratieve werkzaamheden van het Kadaster. Een groot
aantal gedelegeerden was het er over eens,, dat slechts samenwerking
op fotogrammetrisch gebied mogelijk zou kunnen zijn, zonder over te
gaan tot coördinatie van de diensten. Samenwerking, en wel in die
vorm, dat bv. de reeds bestaande fotogrammetrische bureaus, zoals
topografische diensten e.d., de kadastrale basiskaartering zouden uit
voeren, terwijl alle overige werkzaamheden in eigen beheer zouden
worden gehouden. Op deze wijze is het gebruik van het zeer dure
fotogrammetrische instrumentarium zo efficient mogelijk. Zwitserland
deelde nog mede, dat de samenwerking aldaar wettelijk is vastgelegd.
De Topografische Dienst voert daar alle triangulaties uit, die aan
het Kadaster moeten worden doorgegeven, terwijl omgekeerd alle kaar
teringen op grote schaal door het Kadaster uitgevoerd, aan de Topo
grafische Dienst moeten worden verstrekt.