372
Commissie IV (Urbanisme). De commissie bepaalde haar aandacht
tot de functie die de landmeter in de stedebouw reeds heeft vervuld
en in de toekomst zal vervullen. Men was algemeen van mening, dat
de functie van de landmeter uitgaat boven de taak van het doen van
opmetingen en het maken van kaarten en in toenemende mate betrok
ken is bij sociale en economische kwesties. Door de aard van het werk
van de landmeter is hij meer dan anderen in staat de sociale verlangens
van het volk te begrijpen. De commissie beseft, dat de stedebouw een
synthese is van talrijke technieken, omvattende die van de architect
om aesthetische adviezen te verschaffen, die van ingenieurs om raad
te geven over bouwkwesties, en misschien ook die van economen,
sociologen en hygiënisten. De commissie kwam na uitvoerige discus
sies tot de mening, dat de landmeter, omdat hij de inlichtingen, ver
schaft door de verschillende technieken, verzamelt en vergelijkt, de
meest geschikte figuur is om al het stedebouwkundige werk te coördi
neren. De commissie kwam unaniem tot het volgende besluit: Rekening
houdende met het feit, dat de stedebouw in de tegenwoordige tijd in
de eerste plaats betreft landmeetkundige, sociaal-economische en juridi
sche kwesties, benevens aesthetische overwegingen, is de commissie van
mening, dat het landmetersberoep zich het best leent tot het coördi
neren van het geheel der stedebouwkundige werkzaamheden.
Commissie V (Jonge landmeters en opleiding). Het schijnt dat de
bijeenkomst van deze commissie door taalmoeilijkheden is mislukt. Mij
is verteld, dat de Italiaanse voorzitter zich in geen enkele andere taal
dan de zijne kon redden en dat ook niet over de nodige tolken werd
beschikt.
Commissie VI (Salarissen en vakbelangen). Hoewel enkele landen
het nut van deze commissie, wegens de grote verschillen van land tot
land, in twijfel hebben getrokken, achtten de op het congres vertegen
woordigde landen het behoud van deze commissie onontbeerlijk, omdat
door te vergelijken met andere landen waar het vak in hoger aanzien
staat, voor sommige landen de mogelijkheid ontstaat nieuwe afzet
gebieden voor het vak te openen en hogere bezoldigingen te bereiken.
In Duitsland, Oostenrijk en Zweden wordt het vak uitsluitend be
oefend door universitair opgeleide gespecialiseerde ingenieursin
Frankrijk en Zwitserland wordt het uitgeoefend hetzij door landmeet
kundig-ingenieurs of topografen, hetzij door gediplomeerde landmeters,
in Beigië, Groot-Brittanme en Italië alleen door officieel gediplomeerde
landmeters. Overal is de beroepsuitoefening beschermd en uitsluitend
voorbehouden aan gediplomeerden.
riet feit da" sommige landen landmeetkundig-ingenieurs bezitten,
doet onmiddellijk een onderscheid ontstaan in de werkzaamheden en
de emolumenten tussen de ingenieurs en de landmeters, niettegen
staande over het algemeen de duur van de. opleiding overal ongeveer
vier jaar bedraagt. De ingenieurs wijden zich bij voorkeur aan het
grote topografische werk, terwijl de landmeters de opmetingen van
middelmatig of gering belang verrichten en expertises uitvoeren van