18
Bij de hoekmeting in 2 beginnen de centreerfouten hun invloed uit te
oefenen, doordat het instrument niet zuiver gecentreerd in i opgesteld
wordt, niet zuiver de plaats van de verticale as van het instrument
inneemt. Het is duidelijk, dat bij deze wijze van beschouwing voor
>"2|3eigenlijk de waarde 2mH0 (c2sig„aai +4c2inStr.) genomen
moet worden. In het punt i staande kan immers als hiervoor gezegd
worden, dat de jalon in i i in het knikpunt staat. Öm dezelfde reden
als bij de uitdrukking voor de niet-gestrekte hoek, verdient het aan
beveling van de laatstgenoemde waarde voor m2p geen gebruik te
maken, tenzij cslgnaai een grote waarde bezit. Het gewicht zou in dit
laatste geval te zeer gedrukt worden.
Onderzoekingen gaven voor c2inst,.., bij beide methoden van hoek
meting en centrering, de naar boven afgeronde waarde van i mm2 en
voor c2aign.1,5 mm2. Dit laatste dan bij een hoekmeting waarbij op
jalons gericht wordt. Bij de andere hier genoemde methode van hoek
meting geldt immers csig„. o. Een beschrijving van dit onderzoek
bevindt zich in de Bibliotheek voor Kadaster en Landmeetkunde.
Veiligheidshalve is het beter iets grotere waarden (b.v. respectievelijk
1,5 mm2 en 2 mm2) te nemen. Voor c2glgn. zal vaak een nog grotere
waarde genomen moeten worden, als het niet mogelijk is bij de grond
op de jalons te richten. De waarde die dan genomen moet worden, is
afhankelijk van de nauwkeurigheid waarmee de jalons verticaal gesteld
worden, van het meer of minder krom zijn van de laatsten en van de
hoogte waarop gericht moet worden. Zij is derhalve moeilijk op te
geven.
Zij n 3 (de gebroken richting heeft dus een knikpunt),
250 m, m 7 dmgr, m2x1 g cm2, c2instr. 1,5 mm2 en 0«o,
wordt gericht en gecentreerd op staafjes (semi-geleide centrering), dan
is het gewicht van de gebroken richting 0,12. Was hetzelfde bekende
punt vanuit het te bepalen punt zichtbaar geweest, dan had de richting
daarheen een gewicht 0,13 gekregen. Bij 4 en overigens dezelfde
omstandigheden zijn de gewichtsgetallen respectievelijk 0,25 en 0,28,.
bij n 5 0,37 en 0,47.
Bij een centreerfout, als hierboven is ondersteld, zal c2inst,..
bij de bepaling van m2p vaak een kleinere invloed hebben dan 2 m2.
Bij n 3 en n 4 en bij een niet te grote waarde voor l kan door het
opvoeren van het aantal series bij de meting van (i2 -» n 12 m2
nog zo verkleind worden, dat de verschillen tussen de gewichten van
de gebroken richtingen en de directe richtingen te verwaarlozen zijn,
als ze dit bij deze omstandigheden voor n 3 al niet waren. Dit
laatste kan, omdat de invloed van de fout in het bekende punt bij de
bepaling van de gewichten, bij deze waarden voor zeer groot is.
Overigens heeft het opvoeren van het aantal series weinig zin. De
richtingscoëfficienten a en b, die een dichtbij gelegen punt levert,
spelen, doordat zij op andere wijze dan het gewicht in de normaal
vergelijkingen optreden, een belangrijk grotere rol.