19
Bij een hermeting in de gemeente Schijndel is bij de bepaling van
een snelliuspunt van twee gebroken richtingen gebruik gemaakt. Aan
de rand van het te hermeten gebied kon hierdoor een bekend punt
verkregen worden, dat zonder gebruikmaking van gebroken richtingen
eerst na veel extra metingen een zelfde kwaliteit zou bezitten.
Een van de gebroken richtingen had een vorm als in figuur 3 is
weergegevenn was 3. De andere had een vorm die niet met een van
de hiervoor afgeleide speciale vormen te vergelijken was n had hier
bij de waarde 4.
In het laatste geval moest dus voor de verwerking van de meet
resultaten van de formules voor het algemene geval gebruik gemaakt
worden. Dit bracht ten opzichte van de andere gebroken richting niet
veel extra werk met zich mee. Ter bepaling van de grootheid
arctg 1j1- moet men immers steeds berekeningen uit-
[l, cos cp i,, 1]1"-1
voeren, die, in (8) gesubstitueerd, het gewicht van de gebroken richting
leveren.
Het is duidelijk, dat de kolom voor de gemeten richtingen in het ver
effeningsformulier, bij het optreden van gebroken richtingen, niet inge
vuld kan worden. De waarde van de grootheid arctg -1"j1,l t
IA cos 9 iJi_
bij de gebroken richting wordt in de kolom voor de voorlopig georiën
teerde richtingen (a O') ingevuld.
Bij de berekening gaf het feit, dat een van de gebroken richtingen
leidde naar een vroeger bepaald en dicht bij een snelliuspunt gelegen
veelhoekspunt, moeilijkheden. Het kostte tijd om een indruk van de
nauwkeurigheid van dit punt te krijgen.
Hieruit blijkt weer eens hoe belangrijk het is bij het bepalen van
punten in een bepaald gebied de foutentheorie als basis te nemen.
Het is bijna steeds mogelijk de kwaliteit van de punten van de
grondslag niet slechter te doen zijn dan die van de bekende punten
van de R.D., waar men van uitgaat. Bij een verdere verdichting van
de grondslag kan men dan van deze punten gebruik maken alsof het
R.D.-punten waren. Als foutenkromme van die punten kan men dan
nemen die van de punten van de R.D. (een cirkel met straal van 3, 6
of 12 cm) waar men van uitging.
Resultaten van een ondersoek naar verdere verbetering van gebroken
richtingen.
4. Onderzocht is of het zin heeft in het punt An (zie figuur 1
een of meer afsluitrichtingen naar bekende punten te meten. Deze
overtollige waarnemingen maken immers een voorafgaande vereffening-
van de waarnemingen in de trek i-An mogelijk. Daar een strenge ver
werking van de gegevens zeer gecompliceerd bleek, werden enige, het
probleem vereenvoudigende onderstellingen gemaakt.
De hierboven gestelde vraag moest na het onderzoek ontkennend
worden beantwoord. Daarom zal hier op het onderzoek zelf niet nader