40 is voor een juiste en afdoende werking der ruilverkaveling, welke anders geheel op losse schroeven zou komen te staan Overwegende dat ook het ontbreken in de regeling van de ruilver- kaveh.ng uit kracht van de wet van een bepaling als art.kei 4 Ruilver- kavelingswet, voorkomend in hoofdstuk II over de ruilverkavelings overeenkomst, waarin wordt bepaald, dat de werkelijke eigenaren tre den in de rechten en verplichtingen, welke zij, die onbevoegd als eigenaren zijn opgetreden, hebben verworven en op zich genomen, een aanwijzing oplevert voor de positieve werking van de ruilverkaveling uit kracht der wet. Overwegende tenslotte dat ook de parlementaire geschiedenis der Ruilverkavelingswet wijst in de richting van de positieve werking, waarbij tevens de parlementaire geschiedenis van de Ruilverkavelings wet van 1924 van betekenis is, daar de huidige ruilverkavelingswet van 1938 blijkens hare memorie van toelichting het systeem en de strekking van de wet 1924 handhaaft en alleen ten doel heeft verbetering en aan vulling van het „beproefd systeem der bestaande regeling"dat toch in de memorie van toelichting op de wet van 1924 wordt gezegd„De regeling der oproepingen van art. 39 verschaft de rechthebbende vol doende waarborg tegen onverwacht verlies van zijn recht" en voorts op art. 73 lid 5 „In het wetsontwerp is het stelsel aangenomen, dat de ruilverkaveling tot vernieuwing van rechten leidt", terwijl de minister bij mondelinge behandeling van het ontwerp van de wet 1924 op een betoog van de heer Van Rappard inzake het positieve stelsel ant woordt „dat er alles aan gelegen is, dat tevoren vaststaat, welke de rechthebbenden zijn en dat men om dit voordeel te verkrijgen een of ander nadeel op de koop toe moet nemen"dat voorts in de memorie van toelichting op de wet van 1938 wordt gezegd: „Zij d.i. de ruil verkaveling hernieuwt de titels van de zakelijke rechten, waaronder begrepen het recht van eigendom" Overwegende verder omtrent de grief, dat echter de aanvaarding van de pos.tieve werking van de ruilverkavelingswet in de hierboven aangeduide zin naar 's Hofs oordeel niet medebrengt dat, gelijk appel lant betoogt, de vaststel! ng van de lijst van rechthebbenden van de ruilverkaveling „Maas en Waal West" reeds wijziging in de rechts toestand van partijen aanbrengt voordat deze ruilverkavelingsacte in de openbare registers is overgeschreven, wat thans nog niet is geschied; dat de Ruilverkavelingswet niet dwingt tot het aanvaarden van dit standpunt; dat toch art. 51 lid 3 wel bepaalt, dat na verlooop van de iit het eerste lid bepaalde termijn van 14 dagen slechts zij als rechthebben den worden erkend, die voorkomen op de lijst van rechthebbenden of tegen de daarop voorkomende toekenning of omschrijving van rechten bezwaren hebben ingediend, benevens hun rechtverkrijgenden, doch dit slechts is bedoeld in het kader van de Ruilverkavelingswet, alzo met betrekking tot de uitvoering van de ruilverkaveling met name voor het opmaken van het plan van ruilverkaveling dat ook de bepal'ng van art. 32, dat voorzover geen bezwaren tegen de lijst van rechthebbenden zijn ingebracht, de rechten, zoals zij op de

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1954 | | pagina 42