bv. de mogelijkheid alleen een eigen appartement te belasten met hypo
theek, zonder dat hierdoor het gehele complex bezwaard wordtu t-
sluiting van het gevaar, dat een meerderheid van de leden der C.V.
zich misdraagt tegenover andere leden betere beheersmogelijkheid voor
het geheel, voorai wat de fondsvorm ng betreft met als verplichte be
stemming de instandhouding van het gebouw.
Veel hangt af van de houding van de hypotheekbanken.
De Broederschap der Notarissen stelde matige tarieven vast voor de
omzetting en ontwierp een concept akte van splitsing met reglement.
Tot i Juli 1954 zijn de registratiekosten beperkt tot het recht over de
waarde van de grond, zonder het gebouw daarin te betrekken.
Zie ook W.P.N.R. 4322, waarin A. Bouwer de vraag bespreekt of
in het reglement bepalingen kunnen worden opgenomen inzake ,,de
beperking of ontzegg.ng van het gebruiksrecht van de appartements
eigenaren".
Nader wordt hierop ingegaan door Prof. Mr. J. H. Beekhuis in
W.P.N.R. 4327.
W.P.N.R. 4280. Mr. A. F. van Manen, voorzitter van de Commissie
die op verzoek van Prof. Meyers heeft getracht een ontwerp Algemene
Maatregel van Bestuur op te stellen t.b.v. de toekomstige registergoe-
deren (zoals het nieuwe B.W.-ontwerp deze zaken noemt), stelt de
kwestie „positief stelsel, negatief stelsel of een tussenvorm" nog eens
aan de orde.
W.P.N.R. 4283. In een korte beschouwing getiteld „Tenaamstell ng
en gerechtigheid" breekt Mr. M. A. Cohen een lans voor het in over
eenstemming brengen van de kadastrale tenaamstelling van onroerend
goed met de gevolgen van een scheiding en deling volgend op een
echtscheidings- of een scheiding-van-tafel-en-bed-procedure. De be
staan hebbende gemeenschap van goederen is ontbondeneen enkele
afspraak is niet voldoende om het recht op onroerend goed te laten be
staan op naam van degene die in de legger te boek staat. Een aan
tekening in de legger die daarvoor waarschuwt zolang geen akte van
scheiding is overgeschreven, kan veel narigheid voorkomen.
W.P.N.R. 4298. S. C. Ph. M. Keune wijdt hierin een beschouwing
aan het eigendomsrecht van kerktorens, gebouwd vóór 1792- (Zie ook
T.v.K. en L. jg 1914, blz. 18, waar hetzelfde onderwerp uitvoerig door
T. Polêe is behandeld.)
W.P.N.R. 4299. Het vijfde vraagpunt door Prof. Meyers opgesteld,
dat ter beoordel.ng aan de Tweede Kamer is voorgelegd, handelt over
het recht van aanwas aan de zeekust, de Wadden en de grote rivieren.
Prof. Mr. C. W. van der Pot bespreekt een aantal punten d:e hierbij
van belang zijn. Moet in het nieuwe B.W. één regime gelden voor alle
openbare wateren? Thans kent de Rivierenwet al een afzonderlijke
regeling. Wat is „natuurlijke" aanwas? Het woord „oever" is geen
vaststaand begrip, evenmin als „strand".
Ts bij verlaging van het waterpeil een strook drooggevallen grond
ook tot aanwas te rekenen? Ook de landaanwinst aan de Waddenzee
heeft vele twistvragen doen rijzen, getuige de recente processen van
de Staat tegen de oevereigenaren. W. v. R.