4 tot een simpele formule, waarin het gewicht alleen nog van het aantal zijden van de gebroken richting afhankelijk is. Kaestner gaat in een volgend artikel nog een stapje verder. Hij berekent een punt uitslui tend uit gebroken richtingen, eenmaal met gewichten volgens Kerl en eenmaal met gelijke gewichten. Uit het geringe verschil in resultaat trekt hij de conclusie, dat men alle gebroken richtingen, als zij ten minste niet al te zeer van de gestrekte vorm afwijken en een niet al te groot verschil in het aantal zijden vertonen, eenzelfde gewicht kan geven. Ammermann wijst in een artikel op de mogelijkheid de lengtemeting van de zijden door extra hoekmetingen uit te schakelen. Hij geeft twee niet al te gelukkige voorbeelden, doch verzuimt de mogelijkheid te ver melden, dat men door de overtollige waarnemingen een vereffening kan uitvoeren, die het gewicht van de berekende fictieve richting kan verbeteren. In het hierna volgende zal eerst een algemene afleiding gegeven worden van de correctievergelijking, met het daarbij passende gewicht, die de gebroken richting levert. Daarna zullen deze resultaten bij enige speciale vormen van gebroken richtingen worden gebruikt. Dit zal tot belangrijke vereenvoudigingen leiden. Deze vormen zijn zo, dat de meeste gedaanten die de gebroken richtingen in de praktijk vertonen, met een er van te vergelijken zijn. Vervolgens zal worden aangegeven in hoeverre, door extra waarnemingen, een gebroken richting een grotere invloed op de bepaling van het punt kan krijgen. Algemene behandeling. 2. De afleiding, zowel van de correctievergelijking als van haar gewicht, zal zo algemeen mogelijk geschieden. Alle foutenbronnen zullen hierdoor naar ik hoop tot uiting komen, terwijl hierdoor boven dien het snelst de overeenkomst in vorm met de correctievergelijking van de directe richting verkregen wordt. Voor de zijde h van een gebroken richting wordt aangenomen m2i. al,'2 bh (o en b zijn de kwadraten van respectievelijk de systematische en de toevallige fout in cm per hm; h in hm). Aan nemende, dat voor het toevallige gedeelte van de lengtemeetfout geen correlatie aanwezig is en dat zich in het verschil van de heen- en terug meting van een zijde alleen toevallige fouten manifesteren, moet voor het correlatiebedrag nii. lk genomen wordenahh- De volgende notaties worden ingevoerd Xp, Yp coördinaten van het gegeven punt A p (p i p) Xv Yj te bepalen punt I X\,Y\ benaderde punt i0; h de gemeten lengte van i naar i+i(i:i->« i); de in het punt i gemeten hoek (i: 2 n i) a„ de richting van i naar 2 otp l Ap

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1954 | | pagina 6