70 maakte foto's op schaal i 20.000. Deze opnamen zijn voor het Ooste lijk gedeelte van het land in de zomer genomen. Door de begroeiingen zijn de grenzen (greppels) op deze foto's niet te zien. Aan de hand van het voorgaande kan worden geconcludeerd, dat de bereikte meet- nauwkeurigheid van 7 fi op de foto 1 20.000 een middelbare fout van 14 cm levert in de bepaling van de gesignaleerde punten. Een fout die m.i. niet kan worden toegelaten voor de moderne kaarten. Deze foto's kunnen dus voor de diluviale gebieden niet worden gebruikt. Op blz. 15: „Verder is het van belang de vraag te beantwoorden of met foto's op schaal I 10.000 een aanzienlijk grotere nauwkeurigheid wordt bereikt, zodat de kosten van luchtkaartering, die dan ongeveer het dubbele van thans zullen bedragen, ten volle verantwoord zijn." Deze vraag is in gunstige zin te beantwoorden op grond van de bij de proef „Beltrum" verkregen uitkomstende nauwkeurigheid is inder daad aanzienlijk groterde kosten zijn ten volle verantwoord. Welke resultaten met ontschranking zijn te bereiken is niet onder zocht. Een grotere nauwkeurigheid dan de kaarteer-(uitpas)nauw- keurigheid is, ook voor gesignaleerde punten, niet te bereiken. Stelt men deze nauwkeurigheid op 0,14 mm, dan is deze, voor een kaart op schaal 1 200028 cm. In enigszins geaccidenteerd terrein is de beeldenpaarmethode altijd te verkiezen boven de ontschranking. Op blz. 16 stelt de heer Gorter, dat het noodzakelijk is voor elke verrichte luchtkaartering een uitgebreider onderzoek in te stellen in overleg en samenwerking met de kaarterende dienst, teneinde de ver schillende oorzaken van geringere nauwkeurigheid en ook hun samen hang te leren onderkennen. Het onderzoek in „Beltrum" is hiertoe een eerste poging geweest. Meer werk zal nog dienen te geschieden Tenslotte rest nog een woord van dank: ie aan de dienstleiding die mij nagenoeg „carte blanche" gaf, de proef nemingen naar eigen inzicht te verrichten 2e aan alle ambtenaren van de Ruilverkavelingsdienst, het Centraal teken- en opleidingsbureau en de Meetk. dienst van de Rijkswater staat, die hun volle medewerking verleenden 3e aan hen die adviezen verleenden, Prof. Baarda, Ir. Van der Weele en Ir. Visser. Zeer bemoedigend was de belangstelling die men ook in Delft betoonde voor de verrichtingenzowel Prof. Schermerhorn als Prof. Baarda volgden met belangstelling het verloop van het onderzoek. Literatuur (1) Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde, jaargang 1933, blz. 113: C. C. J. Hol, Rapport inzake het in kaart brengen van den Bieschboschpolder met behulp van luchtfotogrammetrie. (2) Fotogrammetrie, Augustus 1937: T. D. Kiers, Ervaringen, opgedaan bij het

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1954 | | pagina 20