73
zijn. Het is misschien juist daarom geen wonder, dat reeds zo vroeg
de fotogrammetrie voor de Italiaanse autoriteiten een acceptabel middel
was voor de vervaardiging van een kadastrale kaart. Ter vergelijking
moge ik er op wijzen, dat wij in Delft tegelijkertijd, nl. reeds in 1933,
er in slaagden met een Zeissuitrusting op Rijksweg 20 middelbare
fouten in de ligging van het midden van sloten te bereiken van
0,15 mm, waarbij met ongeveer dezelfde fotoschaal en met evenveel
paspunten werd gewerkt als in Italië.
Het tweede land waar omstreeks het begin van de tweede wereld
oorlog de luchtfotogrammetrie reeds een regelmatig productiemiddel
voor kadastrale kaarten was, is Zwitserland. Daar is echter de ont
wikkeling volstrekt anders geweest dan in Italië. Zwitserland heeft
een rechtskadaster en stelt dienovereenkomstig hoge eisen zowel aan
nauwkeurigheid als aan betrouwbaarheid. Zwitserland verkeerde^
echter, zoals onlangs Dr. Harry hier uiteenzette, in de gunstige om
standigheid, dat men de fotogrammetrie geleidelijk heeft kunnen laten
penetreren in het kadastrale werk en telkens stap voor stap een ver
dere mogelijkheid heeft onderzocht. Nadat men reeds in 1920 begonnen
was met de terrestrische stereofotogrammetrie, kwam al in 1927 de
luchtfotogrammetrie haar intrede doen voor gebied 3 en voor de
hoogtelijnen van de overzichtskaarten x 10.000. Zwitserland heeft nl.
belangrijke gebieden die een zo geringe bodemwaarde hebben, dat daar
slechts zeer grote percelen voorkomen, waardoor de toleranties dien-
overeenkomstg groot kunnen zijn. Men kan dit laatste direct inzien,
indien men de Zwitserse tolerantie, die voor gebied 3 20 cm bedraagt,
vergelijkt met de Nederlandse tolerantie volgens de bestaande H.T.W.,
die 14 cm is.
Niettegenstaande dus Zwitserland een rechtskadaster heeft ziet men
daar een ruimere tolerantie dan in Nederland. Dit is in overeenstem
ming met het feit, dat de bodemwaarde van gebied 3 in Zwitserland
belangrijk lager is dan in Nederland. Dat was voor de ontwikkeling van
de fotogrammetrie in dat land een voordeel. De kadasterkaart kreeg
in zulke gebieden een schaal van 15000 en soms zelfs 110.000. Daar
kon men het dus rustig met de fotogrammetrie wagen en men heeft
in die gebieden in de afgelopen jaren dan ook met succes gewerkt. Een
tweede proefobject, dat in Zwitserland nuttig is geweest voor de ont
wikkeling van de fotogrammetrie, is de ruilverkaveling, die, naar het
schijnt, ook in Nederland de enige praktisch realiseerbare mogelijkheid
biedt om te demonstreren wat de fotogrammetrie ook voor nauwkeurig
kadastraal werk waard is. Dit is misschien niet zo zeer toe te schrijven
aan het feit, dat daar de eisen lager zijn, als wel, in het bijzonder voor
Nederland, dat bij de ruilverkaveling fondsen beschikbaar komen voor
belangrijke metingen. Toch heeft zowel in Nederland als in Zwitser
land het feit, dat een fotogrammetrische kaartering aan het begin van
een ruilverkaveling nog allerlei bewerkingen moet ondergaan, alvorens
het resultaat in het kadastraal archief wordt opgenomen, een rol ge
speeld. Er zit een vrij ruime veiligheidsmarge tussen. Ik behoef over
het Zwitserse werk hier niet uit te weiden. Dit is in voldoende mate