74
onder de publieke aandacht gebracht in Zwitserse publicaties en in
Nederland in het bijzonder door de twee voortreffelijke voordrachten
van Dr. Harry op het jongste congres van de Nederlandse Landmeet
kundige Federatie. Ik neem aan, dat velen onder mijn gehoor deze
twee artikelen van Dr. Harry in het Tijdschrift voor Kadaster en Land
meetkunde nog eens aandachtig zullen hebben bestudeerd en als het
ware met de daar verschafte mededelingen en kennis als achtergrond
hier vanmiddag zitten te luisteren. Ieder onzer moet daarbij onder de
indruk gekomen zijn van de mededeling, dat in Zwitserland 8 autogra
fen bijna uitsluitend en continu werkzaam zijn t.b.v. het Zwitserse
kadaster. Doch niet alleen kwantitatief, ook kwalitatief staat het Zwit
serse werk op een hoog peil. Allerlei factoren hebben daartoe bijge
dragen. In de eerste plaats de grootse onderneming van de schepping
van het Zwitserse Grundbueh, waarvoor de regels stevig zijn verankerd
in de wet van 1912 en waarvoor een arbeidsprogramma, dat zich uit
strekt over 64 jaar, is opgemaakt en continue bedrijvigheid verzekert.
Zeer belangrijk is echter ook, dat achter dit werk van grootse allure,
mensen als Baltensperger en in het bijzonder ook Harry hebben ge
staan, die het tot hun eerste taak hebben gerekend de invoering van
moderne technische methoden bij dit grote w7erk te bevorderen. Dr.
Harry heeft degelijkheid gepaard aan een volstrekt vertrouwen in de
mogelijkheid der fotogrammetrie en aan de toekomstige ontwikkeling
van deze nieuwe techniek. Dat verder ook de organisatorische vorm
van de uitvoering door particuliere landmetersbureaus een bijdrage tot
deze ontwikkeling heeft geleverd, staat bij mij wel vast.
Soms zou men kunnen denken, dat ook de aanwezigheid van een
fotogrammetrische industrie in een land een zekere stimulans oplevert.
Vermoedelijk is dit in Italië wel het geval geweest, evenals in Zwit
serland. Ik zou echter niet graag hetzelfde willen zeggen voor Duits
land en Frankrijk. De Duitse kadastrale wereld was reeds voor de
oorlog achter bij Zwitserland inzake haar bereidheid tot inschakeling
van de fotogrammetrie als normale productiemethode. Het bleef be
perkt tot enkele proefnemingen. Dat Duitsland ook na de oorlog op dit
gebied nog niet veel gepresteerd heeft, is veel begrijpelijker dan de toe
stand op dit gebied voor de oorlog. Dat het rechtskadaster op zichzelf
geen argument voor terughoudendheid behoeft te zijn, had Zwitser
land de Duitsers reeds 10 jaren kunnen leren. Duitsland verkeert in
een met ons land vergelijkbare positie, nl. dat de eigenlijke fotogram
metrische productie bijna nog geheel moet beginnen.
Heel anders is de situatie in Frankrijk. Daar heeft het Kadaster een
methode ontwikkeld, die nagenoeg onafhankelijk is van hetgeen door
de bekende Franse constructeur Poivilliers is geschapen, en heeft men
zich beperkt tot de ontschrankingsmethode. Op het congres in Den
Haag van 1948 heeft Herbin een uitvoerige mededeling over de Franse
methode gedaan, die te vinden is in Band X van „The International
Archives of Photogrammetry". Deze methode, die is ingevoerd om
streeks de Tweede Wereldoorlog voor complete hermeting, kwam in de
plaats van het tussen 1930 en 1940 gebruikelijke overnemen van details