84 lute oriëntering wordt begonnen met aflezen en kaarteren van alle gemarkeerde punten. Gezien de verkregen resultaten bij dubbele me ting, acht ik het gewenst van de punten die uitbreiding van de meet kundige grondslag tot stand brengen, een tweede aflezing van de coör dinaten te verrichten, nadat de gehele serie is afgelezen en gekaarteerd. Pas daarna kan worden begonnen aan de kaartering van de overige zichtbare objecten en wel als eerste die met perceelsscheidingen samen vallen daarna volgt de aanvulling van het kaartbeeld met de nood zakelijke topografie. Indien de identificatie en de interpretatie tevoren goed zijn geschied en bij voorkeur door de fotokartograaf, is hiermee nagenoeg het kaart- blad gereed. Slechts in enkele uitzonderingsgevallen zal het nog nood zakelijk zijn een aanvullende meting te verrichten voor iets dat men over het hoofd heeft gezien, of dat zich in het instrument toch anders voordoet dan men aanvankelijk had verwacht. 6) Daarna kan van zulk een blad de eigenlijke kadastrale bewerking een aanvang nemen. Zoals de heer Witt reeds heeft opgemerkt, zal het fotogrammetrische minuutblad zeer vaak niet samenvallen met het ge wenste kadastrale kaartblad. Juist indien een numeriek systeem wordt toegepast, zal men de inmiddels getransformeerde machinecoördinaten onder de coördinatograaf op het definitieve plan kunnen uitprikken. Aangezien men meestal doorzichtig materiaal gebruikt, zal men daar na de topografie van het fotogrammetrische minuutblad direct op het kadastrale minuutblad kunnen kopiëren. De overbrenging van het ene naar het andere blad gebeurt dan als het ware gelijktijdig met het in inkt zetten van de kaart, waarbij het procédé van Wienecke is aan te bevelen. Ik ben mij bewust, dat ik een zekere hoeveelheid kadastrale moei lijkheden buiten beschouwing heb gelaten. Het wil mij echter voor komen, dat de behandeling daarvan in het algemeen dient te geschieden voor de eigenlijke luchtkaartering aanvangt. Dit toch zullen in hoofd zaak problemen zijn die betrekking hebben op de grenzen. Deze zullen tot oplossing moeten komen vóór de schijven worden uitgelegd en vóór er wordt gefotografeerd. Op het ogenblik dat de fotografie be gint, dient het verdere eigenlijk in hoofdzaak een mechanisch procédé te zijn. De vraag die nog in de praktijk een antwoord moet vinden is wie de identificatie en interpretatie zal uitvoeren. Omdat daarbij nog kwesties van interpretatie van grenzen kunnen optreden, is het mogelijk de wenselijkheid te bepleiten dit werk door de landmeter te laten doen. Kan hij inderdaad zijn aanduidingen compleet en eenduidig verschaf fen, dan is het mogelijk de kaartering door een gespecialiseerde foto kartograaf te laten uitvoeren aan de hand van zijn interpretatie. Het compromis tussen beide oplossingen is, dat men de fotokartograaf aan de landmeter toevoegt tijdens de identificatie in het terrein, waarbij beide naast elkaar hetzelfde werk doen, doch waarbij voor moeilijk heden de fotokartograaf op een gegeven ogenblik de landmeter bij de hand heeft. Na voltooiing van deze identificatie is, kartografisch ge zien, de kadastrale kous echter af.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1954 | | pagina 34