85
Thans kom ik nog tot een aantal problemen die betrekking hebben
op de organisatie van de fotogrammetrie in ons land. Aan het slot
van zijn voordracht heeft de heer Witt terecht gewezen op de com
plicaties die de invoering van de fotogrammetrie als meetmethode voor
de ruilverkavelingsdienst met zich meebrengt. Laat men zich daar
echter troostendit is dezelfde soort complicatie, die iedereen ontmoet
die met technische procédés te maken heeft. De techniek wordt nu een
maal ingewikkelder en daardoor meer gespecialiseerd. De enige taak
die men daartegenover heeft, is ervoor te zorgen, dat er een zodanige
organisatievorm ontstaat, dat het verband tussen de verschillende scha
kels in de keten die het totale productieproces uitmaken, niet verloren
gaan. Ik heb dit indertijd bij de proef Loosdrecht getracht te reali
seren, door de heer Kiers bij de uitwerking te betrekken en voor dat
geval de functie van „stiftartiest" te verheffen tot die van eerste man
in de combinatie van de twee personen die de uitwerking verzorgen.
Het was een enigszins kostbare oplossing, maar zij heeft goed gewerkt.
De gedachte die eraan ten grondslag lag, was het fotogrammetrische
werk niet te degraderen tot dat van een van het terrein geïsoleerde
kaartenfabriek.
Een vergelijking van de ontwikkeling in Zwitserland en die in Ne
derland kan in dit opzicht toch ook wel leerzaam zijn. De Neder
landse ontwikkeling vóór de Tweede Wereldoorlog heeft er door een
combinatie van omstandigheden toe geleid, dat de Meetkundige dienst
van de Rijkswaterstaat uitgroeide tot de centrale Nederlandse dienst
voor fotogrammetrische kaartproductie. Voortvarendheid van de
Directeur-Generaal van de Waterstaat aan de ene kant, de voorzich
tigheid van het Kadaster anderzijds, hebben deze situatie geschapen.
Ik heb dit altijd als een weliswaar historisch verklaarbare, maar op
zichzelf niet geheel gezonde situatie beschouwd. In 1938 heb ik een
pleidooi geleverd voor de stichting van een centraal Nederlands bedrijf
onder deelneming van het Rijk, de B.P.M. en de K.L.M. Dit plan is
indertijd gestrand op een afwijzende houding van de B.P.M., die geen
behoefte had aan verandering van de bestaande toestand, en verder
op de mobilisatietoestand van 1939, luchtkaartering XI en alles wat
er verder voor ons in Delft uit voortgevloeid is. Een consequentie van
deze afwijzing intussen was, dat tijdens de oorlog de K.L.M. besloot
tot de oprichting van een eigen uitwerkingsbedrij fzulks met het oog
op de noodzaak buitenlandse opdrachten te kunnen verwerken. Wil
zulk een bedrijf echter houdbaar zijn, dan zou ook een zekere steun
op de Nederlandse markt noodzakelijk wezen.
Op deze grondslag heeft zowel de Meetkundige dienst van de Rijks
waterstaat, als het Cartografisch Bedrijf van de K.L.M., nu 8 jaar
na de oorlog fotogrammetrie in Nederland bedreven. Beide bedrijven
zijn zeer aanzienlijk in omvang toegenomen, beide beschikken in toe
nemende mate over een ruime staf van geschoold en bekwaam perso
neel en zijn in staat een groot volume te verwerken.
Thans komt het Kadaster en komt de Ruilverkaveling boven de
horizon van de fotogrammetrie op een wijze die het misschien voor-