103
Op 17 Juni 1953 heeft de Minister van Overzeese Rijksdelen be
sloten tot instelling van deze commissie.
Tot leden daarvan zijn benoemd een aantal functionarissen die be
schouwd mogen worden als representatief met betrekking tot de doel
stelling.
Onder voorzitterschap van de heer B. Krijger, Hoofd van de Af
deling Nieuw Guinea van het betrokken Ministerie, zijn tot leden be
noemd de Chef van de Afdeling Hydrografie, de Directeur van de
Topografische Dienst, de Chef van de Topografische Dienst der Ba-
taafsohe Petroleum Maatschappij, de Chef van het Cartografisch Be
drijf van de K.L.M.daarnaast vertegenwoordigers van het Ministerie
van Marine, van Oorlog en van Overzeese Rijksdelen, terwijl Prof.
R. Roelofs, hoogleraar voor landmeten, waterpassen en geodesie, als
specialist op geodetisch gebied aan de commissie werd toegevoegd.
Het wil ons voorkomen, dat precies al die leden gekozen zijn wier
kennis en steun voor het grote probleem, de kaartering van Nieuw
Guinea, nodig zijn. Aan de andere kant is gelukkig gewaakt tegen
ongewenste doublures, zij het ook, dat in voorkomende gevallen na
tuurlijk altijd de steun en voorlichting van andere deskundigen kan
worden gevraagd.
Als taak voor de commissie is gesteld het adviseren van de Regering
ten aanzien van het opstellen en uitvoeren van een kaarteringsplan
voor Nieuw Guinea, waarbij aandacht moet worden geschonken aan
technische en economische vraagstukken, maar tevens aan de coördi
natie van de bij de kaartering van Nieuw Guinea betrokken belangen
van verschillende organen.
Wij zien dus dat, evenals de keuze der leden een gesloten geheel
met uitsluiting van doublures is, de taak der commissie van eenzelfde
principe uitgaat.
Mogelijkheden
Reeds in Mei 1952 heeft een voorbespreking plaats gehad tussen
vertegenwoordigers van het Ministerie van Overzeese Rijksdelen en
de Directeur van de Topografische Dienst. Doel was na te gaan welke
mogelijkheden inzake kaartering van Nieuw Guinea werden gezien.
Klaar stond voor ogen, dat twee factoren het probleem in eerste
aanleg zouden beheersen en wel
a de factor geld,
b de factor tijd.
Wat het geld betreft is het al van meet af aan uitgesloten, dat een
model-kaartering wordt opgezet in een tijd, dat nog niet te overzien
valt voor welke financiële problemen het Koninkrijk t.a.v. Nieuw
Guinea gesteld wordt.
Uitgangspunt is dus geweesthoe kunnen wij met zo gering moge
lijke en toch nog verantwoorde kosten komen tot een kaartering van
Nieuw Guinea die voorshands aanvaardbaar is.
Het oog moest dus vallen op de reeds bestaande middelen.
Plet gelukkig toeval wilde, dat schrijver dezes door zijn relaties