55 gegeven, opdat kan worden verklaard, dat fotogrammetrie mag wor den toegepast, zijn de volgende A. Is de nauwkeurigheid van de met behulp van luchtfotogrammetrie verkregen kaarten voldoende? B. Zijn de kosten lager dan of even hoog als die met gebruik van de terrestrische methoden C., Wordt tijdwinst behaald? Ook dient te worden beschouwd D. De organisatie. Getracht zal worden aan de hand van de ervaringen, opgedaan in de ruilverkaveling „Beltrum", een antwoord op deze gestelde vragen te vinden. Deze ene proef zal niet voldoende zijn om alle vragen naar behoren te beantwoorden. Als het resultaat van dit onderzoek een kleine stap is in de goede richting mogen we al tevreden zijn. Is deze kleine stap de aanleiding tot een uitgebreider en meer systematisch onder zoek, waaraan ook het Kadaster kan meewerken, dan is met dit werk al veel bereikt. Opneming De voorgeschiedenis van de fotogrammetrische opneming is minder aangenaam. Maar de tegenslag leidde tot een mogelijkheid tot een diepgaander onderzoek dan in de eerste opzet was bedoeld. De opneming zou met behulp van de Wild RC 5 filmcamera gebeu ren op fotoschaal ca. 17250. Als paspunten moesten terreinvoorwer- pen dienst doen. Op 18 April 1952 werden de foto's door de Foto- technische Dienst van de K.L.M. genomen. Bij de Meetkundige dienst van de R.W.S. werd de kwaliteit van de filmopnamen onderzocht en onvoldoende geacht. Hetzelfde euvel dat zich bij de opnamen t.b.v. de Staat Hessen („Vogelberg") had voorge daan, kwam ook bij de Beltrumse negatieven aan het licht: de film was tijdens de opneming niet voldoende aangezogen geweest en daar door ontstonden in het fotobeeld „kuilen" en „bulten", waar ze niet mochten zijn. De m.f. in de ligging zou minstens 1 meter zijn. De fout in deze camera, die men tracht te verhelpen of reeds heeft verholpen, is dat de film slechts 0,4 seconde voor het maken van de opname wordt „aangezogen", welke tijd evenwel onvoldoende is om de film volkomen vlak te doen liggen op het moment van de opneming. De K.L.M. verklaarde zich direct bereid de opneming in het najaar van 1952 opnieuw te verrichten met de dan beschikbaar zijnde Wild RC 7 (platencamera) met Aviotar lens (f 170 mm). Vlieghoogte ongeveer 1600 m. Fotoschaal 19200. Signalering Van deze gelegenheid is gebruik gemaakt om de paspunten te sig naleren. Hiervoor was nu alle tijd. Als signalen werden gebruikt alu minium schijven met een middellijn van 5° cm en vierkante „hard board" plaatjes met zijden van 32 cm. Beide soorten bleken goed zichtbaar te zijn.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1954 | | pagina 5