57
ploegen (geheel onafhankelijk van elkaar) eenzelfde terrein, een proef
gebied ter grootte van ongeveer 55 ha, gemeten. Zij maakten gebruik
van dezelfde veelhoekspunten, maar het kiezen van de meetlijnen en
de verdere inmeting werd aan het oordeel van de twee ambtenaren,
die ook ieder over een andere ploeg meetarbeiders beschikten, over
gelaten.
Door twee cartografen, die ieder, voor zij met de uittekening be
gonnen, de beeldenparen inpasten, werden enige wallen in de autograaf
Wild A 7 uitgewerkt. Van alle knikpunten werden machinecoördinaten
afgelezen, die getransformeerd werden naar het stelsel van de Rijks
driehoeksmeting. Ook de knikpunten van de terrestrische meting wer
den in coördinaten berekend. Vervolgens werden alle knikpunten op
schaal 1200 gekaarteerd.
Het resultaat is op enige kaarten te zien. Ook in de terrestrische
interpretatie komen nog verschillen van 40 cm voor.
De interpretatief outen in de fotogrammetrische uitwerking zijn over
het algemeen van dezelfde orde als die in de terrestrische meting. In
één geval werd op dezelfde inpassing door twee fotocartografen een
wal gemeten. Opmerkelijk is dat de middens van de sloten van de twee
waarnemers, hoewel de slootkanten verschillen vertonen, volkomen
samenvallen. De gekozen objecten zijn zeer lastig te interpreteren!
Het berekenen van een m.f. is hier niet goed mogelijk. De kaarteringen
geven evenwel een indruk van de optredende verschillen. In de ver
schillen zitten niet alleen interpretatiefouten, maar ook fouten die
optreden door het gebruik van verschillende meetlijnen bij de ter
restrische meting en inpassingsfouten bij de fotogrammetrische uit
werking. Deze fouten kunnen m.i. echter wel verwaarloosd worden.
Ha. Gesignaleerde punten
Wat is de nauwkeurigheid in de ligging van gesignaleerde punten?
Aan dit onderzoek is misschien een zeker chauvinisme niet vreemd.
Kan ook door onze fotocartografen de nauwkeurigheid worden ge
haald die de Zwitserse en Oostenrijkse collega's bereikten?
Het praktische nut van een gunstig resultaat van het onderzoek is
wel dat men in een gebied een (onbeperkt) aantal punten kan uit-
leggendie met voldoende nauwkeurigheid in coördinaten kunnen
worden bepaald of gekaarteerd. Met behulp van deze punten con
strueert men meetlijnen geschikt om a. minder goed zichtbare schei
dingen te meten (naverkenning), of b. nieuwe grenzen uit te zetten
(na de verdeling).
In het proefgebied werden ca. 60 punten gesignaleerd, welke pun
ten door middel van de normale lijnverband- en orthogonale methode
werden ingemeten. De coördinaten van deze punten zijn aangeduid
door XT en YT.
Op vier of vijf paspunten werden de beeldenparen ingepast en van
de gesignaleerde punten werden machinecoördinaten afgelezen, die
getransformeerd werden naar het stelsel van de R.D., de coördinaten
XA en YBovendien werden de telwerken van de tekentafel afgelezen