58
(m, V «,2 my2
en ook deze coördinaten werden getransformeerd naar het stelsel van
de R.D., XATen YAT. Ook werden de bewuste punten op een kaart op
schaal i 2000 gekaarteerd. Hiervan werden m.b.v. een coördinato-
graaf afgelezen de coördinaten X^en YK.
1. Hoe groot zijn de verschillen in de inpassingen op de gegeven
paspunten van eenzelfde beeldenpaar door verschillende waarnemers?
De beeldenparen 78-79, 79-80 en 80-81 werden op verschillende
dagen en door telkens andere waarnemers ingepast, ieder op vijf
paspunten.
De X- en F-verschillenXT XAen YTYA) gaven de
volgende middelbare fouten
mx my ma mx my me mx mv ma
15,2 6,7 16,7 12,0 13,0 18,0 9,3 9,2 13,1
2,2 7.0 7,3 7,2 7,5 10,4 7,0 4,3 8,1
9,0 4,0 10,0 3,0 8,0 8,4 5,8 9,8 11,4
De middelbare fouten in de ligging der punten voor het beelden
paar 78-79, respectievelijk 16,7, 18,0 en 13,1 zijn van dezelfde orde
van grootte. Hetzelfde geldt voor de andere beeldenparen. Opgemerkt
wordt, dat de bepaling van de terrestrische paspunten zonder bijzondere
voorzorgen geschiedde. Dikwijls werden zij uit polygoonpunten met
richting en afstand bepaald of door middel van een loodlijn t.o.v. een
veelhoekszijde gemeten.
2. Voor het uitwerken van het proefgebied werden zes beelden
paren gebruikt. De middelbare fouten, berekend uit de coördinaten-
verschillen tussen de terrestrische en de getransformeerde fotogram-
metrisch gemeten coördinaten, dus uit XT XAen (F;/ F^)
gaven het volgende beeld
mx
mv
m,
aantal paspunten
78-79
12,0
13,0
18,0
5
79-80
7.2
7,5
10,4
5
80-81
3,o
8,0
8,4
5
93-94
6,9
7,o
9,8
6
94-95
3,3
1,8
3,8
4
.95-96
6,5
8,8
10,9
5
gemiddelde
74
8,4
11,0
12,5 p op de foto.
(Resultaten
Harry
7,6
9,3
12,0
18,6 p op de foto.)
(gemiddeld 7 paspunten).
Ook voor deze waarden geldt dus, dat zij besmet zijn met de fouten
in de terrestrische meting van de paspunten.
3. Met welke nauwkeurigheid is het nu mogelijk de coördinaten van
de gesignaleerde punten in de beeldenparen te meten?
Eén beeldenpaar (79-80), bevattende 48 gesignaleerde punten, werd
78-79
79-80
80-81