59
op twee verschillende tijdstippen, nl. in Mei en in Juli, eveneens door
verschillende waarnemers ingepast.
De aansluiting geschiedde op 5 paspunten; de middelbare fouten
berekend uit XT XA) en YTYA) voor deze 5 paspunten waren:
I mx 2,2 cm mv 7,0 m„ 7,3
II 7.2 7.5 !0,4
De 48 signalen, geen paspunten zijnde, werden eveneens in coör
dinaten bepaald en getransformeerd naar het stelsel van de Rijksdrie
hoeksmeting: XAI en YAI, XA11 en YAII.
De verschillen XAIXAII) en YAIYAIIleverden voor de
48 punten
7,4 cm my 5,3 cm m, 9,3 cm.
Deze middelbare fouten hebben betrekking op coördinatenverschil-
len, dus voor iedere meting geldt
9.3
ms -7=. 6,5 cm 7 n op de foto.
V 2
Het is dus mogelijk met een nauwkeurigheid van 7 /n op de foto te
meten
Dergelijke metingen van twee andere beeldenparen gaven als
resultaten
beeldenpaar'80-81m-s 9,8 cm 10,6 n
78-79: m-s 8,4 cm 9^
4. Nauwkeurigheid in de ligging van de gesignaleerde punten (geen
paspunten zijnde) t.o.v. de terrestrische coördinaten.
a. Fotogrammetrische meting van 60 puntenhiervan lagen ver
scheidene punten op meer beeldenparen. Deze laatste punten werden
op de verschillende beeldenparen gemeten en het gemiddelde van deze
metingen werd als waarde aangehouden (zie histogram 1).
Middelbare fouten
mx(T-A) my(T-A) ms(T-A)
8,9 cm 7,2 cm ii,S cm I2,5 f- op de foto.
b. Op één beeldenpaar kwamen 48 punten voor. De bepaling van
deze punten geschiedde in twee instrumenten, nl. in dat van het Inter
nationale Training Centrum (A7 I.T.C.) (zie histogram 2) en dat
van de Meetkundige dienst van de Rijkswaterstaat (A7, R.W.S.) (zie
histogram 3). Het tweede instrument was nog geen maand in gebruik
toen de meting plaats vond.
Autograaf A7 I.T.C. mx(T.A) my(T.A) ms(T.A)
7,4 cm 7,0 cm 10,2 cm 11 ft.
id. R.W.S- 6,1 cm 6,7 cm 9,1 cm 9,9 g
5. Bij het tweede instrument werden eveneens de telwerken op de
tekentafel van de autograaf afgelezendeze „tekentafel-coördinaten"
werden getransformeerd naar het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting