RECHT EN ADMINISTRATIE Bepalingen inzake de bestemming van gronden 121 maatvaste tekenlaag en goede rationele reproductie-mogelijkheid. Wij kaarteren onze kostbare metingen nog altijd op weinig maatvast papier. Het is hoog tijd, dat in ons land het gehele vraagstuk van kaarteren, tekenlaag, planindeling en reproductie onder het oog worden genomen. De Gr. Prof. dr. I. SAMKALDEN Hoogleraar in het agrarisch recht te Wageningen (Lezing gehouden op het dertiende congres der Nederlandse Landmeetkundige Federatie te Wageningen op 11 Juni 1953) 1. Wie zich bezig houdt met de vraag hoe in de toekomst de bestem ming van de grond zal worden geregeld, die wordt getroffen door het verschijnsel, dat bijna niemand bereid is het toekomstige gebruik van de grond over te laten aan het vrije spel der maatschappelijke krachten. Er zullen regelen hieromtrent moeten komen naast en zo mogelijk in de plaats van de regelen die er reeds zijn. Want er is communis opinio over het gebrek aan ruimte, zelfs al lijken oudere cijfers daarover veel optimistischer dan recenter gegevens. P. Bakker Schut kon in 1931 nog deskundigen op het gebied van de demografie citeren 't Hooft en Wiebols die ons land in het jaar 2000 een bevolkingssterkte van resp. 9,8 en 12,5 millioen voorspelden. Deze voorspellingen bleken reeds al te optimistisch. Het is daarom niet verwonderlijk, dat de meningen niet langer verdeeld zijn over het óf van de ruimte-orde ning; het is eerder bevreemdend dat zij nog wel verdeeld zijn over het hoe, het in hoe ver en het door wie. 2. Deze verdeeldheid is wel gebleken in de reacties op de publicatie van het Verslag der Staatscommissie tot Herziening van de Woning wet (1950), dat een tweede poging in tien jaar tijds betekende om aan de bestemmingsplannen een moderne wettelijke grondslag te ver schaffen. Dat dit niet overbodig was, had haar voorgangster, de Staats- commissie-Frederiks in 1940 reeds erkend. Trouwens: de snelle ont wikkeling van bestuur en wetenschap had na 1901 eigenlijk elke tien jaar een modernisering van de wetgeving nodig gemaakt. Lag niet reeds in 1912 grotendeels gereed wat de modernisering van 1921 zou worden en was deze wijziging van de Woningwet niet reeds op menig punt verouderd toen zij in het Staatsblad kwam, zodat de volgende wij ziging van 1931 zich al spoedig liet voorspellen? Het zou op zichzelf dus niet verrassend zijn wanneer we met een oversprong wegens de tweede wereldoorlog in i960 de nieuwe wettelijke regelen omtrent de bestemmingsplannen in werking zouden zien treden.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1954 | | pagina 11