125 Zij die de centralisatie vrezen, willen een zo groot mogelijk terrein vrij laten voor gemeentelijke bestemmingsvoorschriften; zij die het gebrek aan samenhang tussen uiteenlopende gemeentelijke bestemmingsvoor schriften willen bestrijden, zoeken zich zoveel mogelijk garanties daar tegen te verwerven door de aanwijzing van bestemmingen in het streek plan. Er speelt ook een psychologisch moment meede planoloog die een bepaald object onder handen heeft, schijnt moeilijk weerstand te kunnen bieden aan de drang tot precisering en detaillering. Intussen is van deze strijd het streekplan zelf het slachtoffer. Want tegen de snel wisselende eisen van de stedebouwkunde steekt de praktijk van de vaststellingsprocedure schril af22 October 1946 bekendmaking voor Walcheren streekplan in voorbereiding; Februari 1951 ontwerp ter inzage; 14 November 1951 vaststelling door Provinciale Staten. Sindsdien is het wachten op de afloop van de strijd, die bij de goed keuring van het besluit der Staten moet worden uitgevochten. 8. Zoeven werd gesteld, dat de vigerende wetgeving geen omschrij ving geeft van de inhoud van streekplannen. Met de omschrijving van de Staatscommissie-Van den Bergh werd evenwel toch reeds een proef genomen. De herbouw van de door de oorlog verwoeste gebieden en wijken moest volgens vaste plannen geschieden. De Wederopbouwwet van 1950 gaf een wettelijke grondslag aan deze plannen. Volgens art. 1 van die wet regelen de wederopbouwplannen het is de formule van de Staatscommissie de bestemming en zo nodig het gebruik van de in het plan begrepen gronden en van hetgeen zich daarop bevindt. De plannen worden door de gemeenteraad onder goedkeuring van de Mi nister van Wederopbouw vastgesteld. Van naburige gemeenten kan de Minister een gemeenschappelijk plan verlangen, dat bij gebreke aan overeenstemming door het College van Gedeputeerde Staten wordt vastgesteld. Het wederopbouwplan vervangt het uitbreidingsplan en fungeert als zodanig. Het is het enige onderdeel van deze wetgeving op grond waarvan niet alleen de bestemming maar ook het gebruik van grond en gebouwen kan worden geregeld. Het zou nuttig zijn te weten, hoe deze grotere vrijheid tot ordening is gebruikt en of uit deze even tuele ervaring conclusies zijn te trekken t.a.v. de toekomstige wettelijke omschrijving van de bestemmingsplannen. 9. Moet van het streekplan worden gezegd, dat men nog niet weet wat men er aan heeft en van het wederopbouwplan, dat het van tijde lijke aard is en beperkte omvang heeft, terwijl over de ervaring met de ruimere armslag die de wetgever hier liet, nog niet voldoende be kend is, dan rest nog de derde zuil der planologische wetgeving: het uitbreidingsplan. Hier is geen gebrek aan ervaring en evenmin tijd rovende en onoplosbare strijd over de vraag wat zulk een plan mag inhouden. Er heeft wel een tijdlang de opvatting geheerst, dat het niet op de weg der gemeente lag in de uitbreidingsplannen agrarische be stemmingen aan te wijzen. En nog steeds bestaat er bij de centrale overheid bezwaar tegen een zodanige detaillering van agrarische be stemmingen, dat deze bv. een minimum-bedrijfsgrootte inhouden. Doch overigens zijn er geen beperkingen naar de aard van de bestemming

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1954 | | pagina 15