137
Literatuuroverzicht
10. Ir. W. C. Visser, Gedachten en getallen over de geldelijke gevolgen van
ruilverkavelen (gecyclostyleerd)
11. Mededelingen Stichting voor de Landbouw 21 April 1950. Overheid en
agrariërs bij de kolonisatie der Zuiderzeepolders.
12. J. F. Breton, L'organisation du travail de plantation des pommes de terre
(uitv. tijdstudies).
13. J. T. P. Bijhouwer, Kavelmaten, hier en elders. L.T. 61-1949.
14. F. Hellinga, Efficiency bij ruilverkavelingen. Tijdschr. voor K. en L. 1950,
pag. 264-273.
15. Dienst Zuiderzeewerken. De algemene beginselen van de verkaveling van de
Oosterpolder. Aug. '52.
16. Moens, Instituut voor Landbouwtechniek en Rationalisatie. Tijdstudies.
17. Warners, Enige beschouwingen over de totstandkoming van ruilverkave
lingen. Tijdschr. NHM 56-1944 (41-50).
18. Lennart Gustafsson, Arbetskraften som produktionsfaktor i svenskt jordbruk
1949.
19. Ekonomiska problem I, Jordbrukplaneringen. (Kgl. Lantbruks styrelsen,
meddelanden. Serie C Rationaliseringsavdelningen no. 5, 1950.)
20. Undersökning rörande brukningskostnadernas samband med akerfaltens
storlek, form och beskaffenhet, Utförd aren 1947-1949 AV (Statens
offentliga utredningar 1950:20 Jordbruksdepartementet).
21. Gerhard Larsson, Inflytandet av avstandet fran brukningscentrum till
inagojorden pa arbetsbehov, driftsformer och driftsresultat 1947. (The
influence of the distance between the form centre and the farm land upon
the need of work, the kind of farming and the economical result.)
Nederlandss Jurisprudentie.
1953/104. Hoge Raad, 14 October 1952.
Een gemeenteverordening werd niet in strijd geacht met de artt. 625
en 713 B.W., als zij voorschrijft, dat B. en W. kunnen bepalen, dat
eigenaren verplicht zijn bomen en heesters die in zodanige staat ver
keren, dat zij gevaar voor de omgeving opleveren of de toetreding van
licht en lucht tot gebouwen en erven op hinderlijke wijze belem
meren, op te snoeien of zelfs te rooien. Immers zelfs bij gedwongen
rooien wordt van de eigenaren niet elk genot ontnomen, omdat de ge
velde stammen te hunner beschikking blijven. Ook is geen strijd met
art. 713 B.W. aanwezig, omdat dit artikel slechts de verhouding raakt
tussen de eigenaren van twee naburige erven, maar onverlet laat de
bevoegdheid van de overheid om ter bescherming van de haar toever
trouwde belangen (i.e. die rakende de openbare orde, zedelijkheid en
gezondheid) andere voorschriften te geven. Kantonrechter en Recht
bank hadden in deze strafzaak beslist dat de verordening onverbindend
was te achten wegens strijd met de artt. 625 en 713 B.W. Ook de
Procureur-Generaal sloot zich daarbij aan in dien zin, dat hij geen
strijd met art. 625 maar wel met art. 713 B.W. aanwezig achtte; hij
adviseerde dus tot verwerping van het cassatieberoep.
1953/162. Rechtbank Rotterdam, 10 October 1951.
Iemand had als één der mede-eigenaren een bouwmanswoning ver
kocht voor zich en als mondeling lasthebber der anderen, van welke