193
lijken en kerkelijke functionarissen, omdat de ontvangers ze moeilijk
konden innen „aangezien de eigendommen, sinds de opstelling van het
oude cijnsregister, uiterst verbrokkeld waren en de in het register ver
melde eigenaren reeds lang overleden waren".
Het Karolingische tijdperk zag in de kadastrale kwestie enige voor
uitgang tot stand komen, te danken aan enige landheren en geeste
lijken, die er in slaagden van hun domeinen gedetailleerde beschrijvin
gen samen te stellen onder de naam van registers van heerlijke rechten,
polyptieken, lijsten van kerkelijke inkomsten, enz. Uit dit tijdperk
resten ons enige documenten, die ons aantonen op welke wijze de
grootten van de eigendommen toen werden vastgesteldde bekendste
zijn de polyptiek van de abdij van Saint-Germain-des-Prés (806) en
die van Saint-Rémy in Reims (845). Over het geheel vindt men er
het Romeinse systeem in terug, gebaseerd op zuiver empirische me
thodes. Voor de bebouwbare gronden vermeldde men de hoeveelheid
gebruikt zaaizaadde grootte van bossen werd afgeleid uit het aantal
mijlen dat hun omtrek lang was en het aantal varkens dat men er
in kon vetmesten. Voor het domein van Palaiseau bv. luidde de ver
klaring: „De abdij bezit een bos met een omtrek van een mijl en
het is mogelijk er vijftig varkens in vet te mesten".
Doordat in de Middeleeuwen de geleidelijke verzwakking van de
centrale macht de leden van de adel en de geestelijkheid toegestaan
had voor hun eigen rekening belastingen te heffen, had het kadaster
toen een noodzakelijk lokaal karakter, dat het zou behouden tot het
eind van het ancien régime. Het doel was steeds een belasting op de
goederen van de burgers (niet op die van de adel) in de provincies
waar de belasting een zakelijk karakter had, hetzij in de Staatslanden
(Languedoc, Provence, Foix, Bigorre, Marsan), de veroverde landen
(Artois, Flandre wallonne, Flandre maritime, Hainaut, Corsica) of
de generaliteitslandenpays d'elections, waar koninklijke ambtenaren
élusvoor de omslag zorgden, vert. (Grenoble, Auch, Montauban,
Agen en Condom). Men maakte toen zeer veel boeken van heerlijke
rechten op, waarvan de waarde varieerde met de landstreken, maar
waarvan de meeste, tenminste in het begin, tot stand zijn gekomen zon
der perceelsgewijze opmeting. De oude kadasters van Agen en Condom
waren niet op andere wijze opgemaakt dan de cijnsregisters van het
Romeinse tijdvak, dus slechts op aangifte van de eigenaars, en meting
had slechts plaats in het geval van valse aangifte, wat, naar men ver
zekert, zelden voorkwam. De plans, als zij bestonden, gaven slechts
een ruw benaderde voorstelling van de perceelsindeling. Bovendien
kwamen de eigendommen van de adel en de geestelijkheid (verreweg
de belangrijkste) niet op de kohieren voor en het waren dus slechts
de burgerlijke goederen, bestaande uit onbelangrijke percelen, die door
de kadastrale registers beschreven werden. La Poix de Fréminville,
de schrijver van een gewaardeerd werk over de boeken van heerlijke
rechten, zegt„Ik heb een groot aantal archieven gezien, maar geen
andere boeken van heerlijke rechten dan uit de 12e en 13e eeuw; deze
zijn slechts registers waarin men allen registreerde die aan de heer