199
gens de graad van vruchtbaarheid van de bodem, de belastbare op
brengst van elk der percelen schatten, ten name van iedere eigenaar
de hem toebehorende verspreide percelen verzamelen, door het samen
voegen van de opbrengsten dezer percelen het totale inkomen van de
eigenaar vaststellen en van dit inkomen een boeking maken, die in het
vervolg de basis van zijn belasting zal zijn, dit is het doel van deze
verrichting."
Enkele dagen later drukt de minister zich, in een brief aan de pre
fecten van 10 December 1807 nog vollediger uit: „Desnoods zou, on
danks haar onvolmaaktheid, de opmeting van de cultuurcomplexen vol
doende kunnen zijn voor de omslag van de grondbelasting, ware het
niet inderdaad wenselijk van de vervaardiging van een kadaster te
profiteren om de eigendomsgrenzen te kennen en vast te leggen, ten
einde de processen te voorkomen, die op het platteland zo vaak voort
vloeien uit de oplaaiende twistgesprekken tussen de eigenaren. Het
staat vast, dat het percelenregister dit voordeel verbindt aan het voor
deel, dat het de laatste graad van volmaaktheid is die een kadaster kan
bereiken."
De wet van 15 September 1807 plaatste het kadaster dus in een
helder licht en Gaudin voorzag onmiddellijk in de uitvoering. Hij
zorgde er voor, dat op 7 November in het Ministerie van Financiën
een commissie werd geïnstalleerd om de grondslagen op te stellen
waarnaar de percelenkaarten van de gemeenten vervaardigd zouden
worden. Deze commissie, gepresideerd door de grote wiskundige De-
lambre, levenslang secretaris van de Academie van Wetenschappen,
bestond uit negen leden: de keizerlijke kadastercommissaris, het hoofd
van het kadasterbureau, twee directeuren van de kadastrale topogra
fische dienst, twee departementale directeuren van de directe belas
tingen en drie hoofdlandmeters van het kadaster. Zij werkte een ont-
werpreglement uit, dat op 27 Januari 1808 door Napoleon werd goed
gekeurd en op 20 April 1808 werd omgezet in een algemene instructie.
De werkzaamheden begonnen onverwijld. Tegen het einde van 1808
waren zij aan de gang in meer dan 3200 gemeenten en in 1809 begon
nen zij in 2000 andere gemeenten. Frankrijk werd verdeeld in twaalf
gebiedenaan het hoofd van elk gebied stond een inspecteur-generaal
van het kadaster, die belast was met het toezicht op de uitvoering van
de werkzaamheden in de departementen.
Enkele jaren later, in 1811, liet de minister onder de naam van
Recueil méthodique des lois, décrets, régiemens, instructions et de
cisions sur le cadastre de la France een waar kadastraal wetboek publi
ceren. Het geheel der voorschriften dat de R.M. bevat, kreeg uitdruk
kelijk wettelijke bekrachtiging bij de financiële wetten van 23 Sep
tember 1814 (art. 16), 28 April (art. 29) en 25 Maart 1817 (art. 49).
Dit belangrijke document, werk van de twaalf inspecteurs-generaal
van het kadaster, telde niet minder dan 1444 artikelenhet regelt nog
tegenwoordig vele kadastrale zaken en het is in verschillende talen
vertaald. Talrijke voorschriften eruit vindt men terug in buitenlandse
kadastrale wetgevingen. Enige wijzigingen werden er in aangebracht