244
missie geregistreerd is, behoefde in art. i onder de definitie van recht
hebbende de pachter niet meer voor te komen.
In art. 3 wordt de algemene leiding in ruilverkavelingszaken opge
dragen aan de Centrale cultuurtechnische commissie (in de uitvoering
van haar taak bijgestaan door de Cultuurtechnische dienst). Het aantal
leden van de commissie zal 10 bedragen. Tenminste 2/5 van het aantal
leden en van de plaatsvervangende leden zullen worden benoemd op
een voordracht, opgemaakt door één of meer door de Minister van
Landbouw aan te wijzen centrale organisaties voor het agrarische be
drijfsleven. De Tweede Kamer verlangde bovendien, dat in de com
missie eigenaren, pachters en landarbeiders vertegenwoordigd zullen
zijn.
De artikelen 4 t\m 8 regelen de ruilverkavelingsovereenkomst
Was onder de bestaande wetgeving een ruilverkavelingsovereenkomst
slechts mogelijk tussen drie of meer bij het kadaster bekende eigenaren,
de nieuwe wet stelt zich op een breder standpunt en zegt, dat drie of
meer eigenaren een ruilverkavelingsovereenkomst kunnen sluiten.
Toch geeft de wet aan een overeenkomst, door kadastrale eigenaren
gesloten, een grotere werking, want in art. 5 lezen we„Blijkt na het
tot stand komen van de ruilverkavelingsovereenkomst, dat daaraan
hebben deelgenomen partijen die geen eigenaar waren, doch bij het
Kadaster als zodanig bekend stonden, dan wordt de overeenkomst niet
temin geacht rechtsgeldig te zijn tot stand gekomen en treedt de wer
kelijke eigenaar in de rechten en verplichtingen die de in zijn plaats
opgetreden partij onbevoegdelijk heeft verworven en op zich genomen.
Dit wil dus zeggen, dat een overeenkomst tussen drie, bij het kadaster
bekende, personen de eventuele werkelijke eigenaar wel bindt, maar
dat eenzelfde overeenkomst, gesloten tussen drie niet bij het kadaster
bekend staande personen, de werkelijke eigenaar niet bindt.
De ruilverkavelingsovereenkomst moet, evenals de later op te maken
akte, worden overgeschreven. Deze overschrijving is gewenst, zegt de
Minister, omdat daaraan in de praktijk behoefte bleek te bestaan, bv.
in geval van faillissement of overlijden.
Terecht vraagt de vaste commissie voor de landbouw: „Geldt dit
zelfde dan ook niet voor het besluit tot ruilverkaveling, dat ingeval van
ruilverkaveling uit kracht van de wet, door de stemgerechtigden wordt
genomen?" Hiertegenover stelt de Minister: „Bij de ruilverkaveling
uit kracht van de wet is dit anders. Daar nemen de eigenaren bij de
stemming een beginselbesluit zonder te weten, hoe uiteindelijk de ver
kaveling en de verdeling zullen plaats vinden. Dit besluit wordt daarom
ter openbare kennis gebracht op de wijze in art. 47 jo. art. 35 voor
geschreven. De ondergetekenden achten dit een voldoende waarborg,
dat het besluit tot ruilverkaveling ter kennis van belanghebbenden
komt en zien geen reden daarnaast nog overschrijving in de openbare
registers voor te schrijven. Ook van een uitbreidingsplan is bv. geen
aantekening in de registers te vinden."
Toch neemt de praktijk bij ruilverkaveling uit kracht van de wet