246
kleinere gemeenten. Hoogstens was die band er voor de aansluiting
van wegen, waterlopen enz. die in een ruilverkavelingsgebied waren
ontworpen.
Uitvoerig gaat de memorie van antwoord hierop in. Zij wijst op het
rapport van de commissie uit het Nederlands Instituut voor Volks
huisvesting en Stedebouw. Deze commissie werd ingesteld in 1942 en
bracht in mei 1949 rapport uit omtrent de eerste vraag die zij zich
stelde, nl. in hoeverre dient bij het hanteren van de ruilverkavelingswet
1938 een nauwer verband gelegd te worden tussen agrarische ruilver
kaveling en stedebouwkundige maatregelen (uitbreiding bebouwde
kommen) Zij doet een aantal uitgewerkte voorstellen tot wetswijzi
ging. In een uitvoerige uiteenzetting geeft de commissie te kennen,
dat er alle reden is om ruilverkaveling en uitbreidingsplannen niet
langer van elkander gescheiden te houden, omdat er in agrarische ge
meenten geen tegenstelling bestaat tussen beider belangen. (Zie Tijd
schrift voor Kadaster en Landmeetkunde, december 1949.)
De ondertekenaars van het wetsontwerp erkennen het grote belang
van hetgeen door de commissie naar voren is gebracht; zij geven toe,
dat tot heden in de praktijk de moeilijkheden op dit punt meestal zijn
opgelost, dank zij de uitstekende samenwerking die er bij de uitvoe
rende ruilverkavelingsorganen en de gemeenten was, maar zij willen
het karakter van de ruilverkavelingswet, zijnde een agrarische wet, be
houden. Wordt in dit wetsontwerp dan ook rekening gehouden met
andere openbare belangen dan de agrarische, dan is dit toch in zoverre
beperkt, dat men niet in strijd komt met het doel der ruilverkaveling.
Vandaar dus, dat de ondertekenaars niet genegen zijn aan art. 2
dat zegt, dat ruilverkaveling geschiedt ter behartiging van de belangen
van land-, tuin-, bosbouw of veehouderij toe te voegen, dat dit ook
kan geschieden ter behartiging van andere openbare belangen.
Op welke wijze wordt nu in het ontwerp de mogelijkheid geschapen
meer dan tot dusver contact te zoeken met de gemeentelijke planologie
Daartoe wordt in de eerste plaats geen beperking meer opgelegd t.a.v.
opneming in het blok. Voortaan kunnen dus gronden, gelegen in een
bebouwde kom of in een uitbreidingsplan in onderdelen, in het blok
worden opgenomen.
Het 3e lid van art. 9 van het wetsontwerp zegt„Zonder toestem
ming van de eigenaar wordt geen wijziging gebracht in diens recht
ten aanzien van
a. gebouwen,
b. parken,
c. gedenktekenen met bijbehorende terreinen,
d. onroerende goederen, bestemd voor andere bedrijven dan land-,
tuin-, bosbouw, veehouderij, jacht of visserij,
e. onroerende goederen van rechtspersonen die bevordering van
natuurschoon ten doel hebben of die deze goederen in stand houden
om hun natuurwetenschappelijke waarde, indien en zolang zij als
zodanig door Ons zijn erkend",
terwijl het 4e lid in bepaalde gevallen de mogelijkheid schept toch