255
rische te bepalen, iets wat tot nu toe niet mogelijk was en wat sinds
geruime tijd als een gebrek in de bestaande wet beschouwd werd.
De eerste zin van art. n, ie lid, zegt, evenals het ie lid van art. 57,
dat de agrarische waarde de grondslag vormt voor de toedeling. In
de tweede zin komt echter een bijzonder geval naar voren, nl. het feit,
dat er werken zijn uitgevoerd als waarvan in art. 54 sprake is en ten
gevolge waarvan een aanzienlijke waardeverandering optreedt. De
werkzaamheden, bedoeld in art. 54, omvatten aanleg van wegen en
waterlopen benevens de daartoe behorende kunstwerken, drooglegging,
ontginning, herontginning, drainage en begreppelen. Dat de aanleg van
wegen en waterlopen aanleiding kan zijn tot waardeverandering is
duidelijk, wanneer men bedenkt, dat tengevolge van deze aanleg per
celen zouden moeten worden geëgaliseerd om specie te krijgen voor
de aanleg, dat oude sloten of leidingen moeten worden gedempt en
dat vervallen wegen worden uitgebroken en cultuurrijp gemaakt. Hier
door kunnen grote waardestijgingen en in enkele gevallen wel eens
waardeverminderingen ontstaan (bv. bij ontzoding). De tweede zin van
lid 1 geeft de Plaatselijke Commissie de bevoegdheid, indien zij dit
nodig oordeelt, bij de toedeling van de agrarische waarde der eerste
schatting af te wijken en rekening te houden met de waardeverande
ring van de bovengenoemde werkzaamheden.
Onder de tegenwoordige wet lopen we met de toedeling vast, zo gauw
in een blok op enigszins grote schaal waardeveranderingen als boven
bedoeld optreden. Brengt bv. iemand 4 ha woeste grond ter waarde
van 3000.in en gaat de Plaatselijke Commissie in ruilverkavelings-
verband deze gronden ontginnen, dan krijgt dit complex een waarde
van bv. 8000.Er zijn nu twee mogelijkheden:
A. Deel toe volgens de eerste schatting. Bovengenoemde eigenaar
heeft dan recht op 3000.(en daar de gronden volgens de eerste
schatting 750.per ha waard zijn, op 4 ha). Aangezien de gronden
zijn verbeterd tot 2000.per ha, moet hij 4 X 1250.bijbetalen.
Tegenstanders van deze methode zeggen, dat bovengemelde eigenaar
wel heel bijzonder profiteert van het geld van de gemeenschap, omdat
de ontginning van deze 4 ha de gemeenschap ongeveer 15.000.kost
en de eigenaar hiervan 5000.betaalt. Deze éne man ontvangt dus
een cadeautje van 10.000.
B. Deel toe volgens de tweede schatting. De eigenaar met inbreng
4 ha van 3000.krijgt terug il/2 ha ontgonnen grond ter waarde van
2000.per ha en het ruilverkavelingsblok krijgt de beschikking over
de andere 2j/2 ha ontgonnen grond. Dit is dus juist in het schuitje
van de tegenstanders van het vorige geval, want nu profiteert de ge
meenschap van de Rijkssubsidie. Maar ook hier kan men iets tegenin
brengen. Men stelle zich eens even op het standpunt van bovenge
noemde eigenaar, die door middel van zijn ontgonnen grond meende
een wat royaler bedrijfje te zullen krijgen en thans deze illusie in
rook ziet opgaan, omdat de Plaatselijke Commissie toedeelt volgens de
tweede schatting en dus de meerwaarde tengevolge van bv. ontginning
uitsmeert over het gehele blok. De onbillijkheden bij deze methode con-