257
deling worden getaxeerd. Wanneer later de schatters opdracht krijgen
om te herschatten (art. 98), wordt de juiste waarde vastgesteld en dit
bedrag in rekening gebracht via de lijst van geldelijke regelingen
(art. 100).
Deze bepaling heeft echter ook zijn bedenkelijke zijde, want, zal men
bij normale toedeling door de bepaling, dat men zoveel mogelijk grond
van gelijke hoedanigheid en gebruiksbestemming terug behoort te ont
vangen, geen grote afwijkingen van de oude grootte constateren, bij
toedeling onder toepassing van art. 11, ie lid, 2e volzin, kan men om
trent de terug te ontvangen oppervlakte niets zeggen.
We nemen weer het geval A, hiervoor genoemd. Een eigenaar
bracht in 4 ha woeste grond van 750.per ha. Deze man dient
terug te ontvangen (afgezien van aftrek voor wegen en waterlopen)
3000.150.De Plaatselijke Commissie is nu geheel vrij hem
te geyen 4 ha ontgonnen grond tegen de waarde van woeste grond
750.en hem de meerdere waarde als cultuurgrond te laten bij
betalen, of hem te geven ijj ha ontgonnen grond van 2000.per
ha. Alle hiertussen gelegen gevallen zijn ook mogelijk.
De ene Plaatselijke Commissie zal de overschietende meerwaarde
willen gebruiken voor sanering van bepaalde gevallen, de andere zal
deze aan het hele blok ten goede willen laten komen.
Het staat in het geheel niet vast wanneer de Plaatselijke Commissies
van deze mogelijkheid gebruik kunnen maken. Echter is, naar mijn
mening, deze bepaling van zeer veel nut om de moeilijkheden die we in
de praktijk bij de toedeling ontmoeten, en die ik hiervoor uiteenzette,
te ondervangen. De Minister ging in zijn memorie van antwoord echter
veel verder en schreef, dat de grond die vrijkomt door bij de toedeling
gebruik te maken van de gewijzigde (verhoogde) waarde, zou kunnen
worden gebruikt voor sanering van te kleine bedrijven. Hierdoor kreeg
deze bepaling ineens een heel ander aanzien en het was dan ook niet
te verwonderen, dat verschillende Kamerleden voor deze opvatting
niets voelden. Hun ongerustheid culmineerde in een amendement van
de heer Engelbertink e.a., dat tot mijn verbazing door de Minister werd
overgenomen. Hierdoor werd art. 11, lid 1, uitgebreid met een derde
zin, die inhoudt, dat een eigenaar kan verzoeken eventuele waarde
verandering te mogen verrekenen.
Dit wil dus zeggen, dat onze eigenaar uit geval A aan de Plaatselijke
Commissie kan vragen om waardeverandering tengevolge van werk
zaamheden, genoemd in art. 54, te mogen bijbetalen, m.a.w. de Com
missie moet hem toedelen volgens de eerste schatting en alle afwij
kingen daarvan worden verrekend.
We zijn dus precies evenver als op het ogenblik; de moeilijkheden
die %ve thans ondervinden bij de toedeling en die waren opgelost door
de tweede zin van art. 11, lid 1, blijven onverminderd bestaan. Wel
wordt de werking van deze zin beperkt door het slot: „voorzover het
belang van de ruilverkaveling zich hiertegen niet verzet", maar wan
neer een eigenaar met een dergelijke toedeling voor de rechtbank komt
(aangenomen mag wel worden, dat de standpunten der partijen zover