217
kaart. Nu is deze scriptie in 1951 geschreven en ik weet niet of de
mening van de heer Van Riessen sindsdien is gewijzigd. Op blz. 73
schrijft hij:
„Een aanwijzing te laten doen op de foto, of na een blik op het
stereoscopisch beeld van het terrein in de stereoplanigraaf, is ondenk
baar. Geen eigenaar zal zich op deze wijze willen binden. De maat
schappij is er stellig bij gebaat, als men op snelle wijze voortreffelijke
„topografische" kaarten van het terrein uit luchtfoto's maakt. Hoe
nauwkeurig deze ook mogen zijn t.a.v. de onderlinge afbeelding van
zichtbare terreinsvoorwerpen, zonder uitvoerige terrestrische. bijmeting
kan daar nooit een kadastrale kaart uit groeien. Wie dat wil eist een
schaap met vijf poten."
Waarom bij toepassing van de fotogrammetrie geen aanwijzing te
velde zou plaats vinden is mij niet duidelijk. Daarbij kan men dan een
luchtfoto in de hand hebben i.p.v. een oud veldplan, indien de aan
wijzing na de opneming geschiedt. Na de aanwijzing volgt de op
meting en de kaartering. Vermoedelijk zal de leek, de eigenaar dus,
veel vertrouwen hebben in de meetband en de rood-witte stokken. Van
deze meettechniek heeft immers iedereen verstand. Dat ervaren we
(helaas) dagelijks. Hier komen we dus bij het vertrouwen, dat de
eigenaar stelt in de meettechniek van de landmeter of landmeetkundig
ambtenaar. Ik meen, dat we bij de huidige stand van de fotogramme
trie ook wel enig vertrouwen in deze moderne meet- en kaarteertech-
niek mogen hebben.
De drie bladzijden die Van Riessen aan dit onderwerp besteedt,
gaan uit van het standpunt dat de fotogrammetrie een tweederangs
methode is.
De foto blijft een metingsstuk dat te allen tijde, ook nadat zichtbare
terreinscheidingen zijn verdwenen, gehanteerd kan worden. Fouten
in een terrestrische meting van de oorspronkelijke opneming, die tot
een foutieve uitzetting van een grens zouden leiden, kunnen worden
voorkomen bij het gebruik van de foto, doordat deze door verschil
lende waarnemers kan worden uitgewerkt.
Hoe de mening van andere juristen over dit onderwerp is, is mij
niet bekend. Ik hoop dat deze afwijkt van de in de genoemde scriptie
geschreven uitspraken.
Ook de juristen zullen zich moeten realiseren, dat de fotogrammetrie
een meetmethode is, weliswaar een bijzondere, maar zij is er toch één.
Vooropgesteld dat deze meetmethode een voldoende nauwkeurigheid
heeft, gelden voor haar dezelfde regels als voor de terrestrische op
neming.
Enige punten voor onderzoek.
In het historisch overzicht dat de heer Jongedijk in de congres
publicaties geeft worden „de afwijkingen tussen de kadastrale en de
feitelijke op het terrein zichtbare bezitsgrenzen" genoemd.
Bij grotere afwijkingen kan voor het opsporen van dergelijke afwij
kingen de fotogrammetrie een hulpmiddel zijn. In de loop der jaren