274
onzekerheid voortvloeit. De wet zelve veronderstelt, dat muren, sloten
en heggen op de grensscheiding gemeen zijn; het is dus niet uitge
sloten, dat een rechter tot de conclusie komt, dat tussen de erven een
oorspronkelijk aan beide partijen gemene strook ligt, bv. een inmiddels
gedempte sloot. In de meeste gevallen zal echter wel uit de feitelijke
gedragingen van partijen zijn af te leiden, tot hoever ieder van hen
bezitsdaden heeft uitgeoefend, waaruit dan een vermoeden van eigen
dom en wellicht zelfs het ontstaan van eigendomsrecht door verjaring
kan worden afgeleid. Dat het probleem niet nieuw is, blijkt uit een
arrest van het Haagse Hof van i december 1930, N.J. 1931 blz. 506.
De wed. De Bruyn, geb. Overdevest had een buurman die toenade
ring zocht, althans hij kapte de heg tussen hun landerijen om. Zij was
hiervan niet gediend en vroeg om een nieuwe heg alsmede om schade
vergoeding. De buurman bleek tot het kappen te zijn overgegaan, nadat
bij een aanwijzing van de kadastrale grensscheiding gebleken was, dat
de heg op 75 cm van die scheiding op zijn terrein stond. De weduwe
bewees echter, dat sedert onheuglijke tijden zij en haar rechtsvoor-
gangers de grond aan haar zijde van de heg tot op de helft van deze
beplanting hadden gebruikt. Zij won haar proces, maar niet dan nadat
het Hof met het vermoeden dat haar tegenpartij tot zijn voordeel aan
het kadaster meende te kunnen ontlenen, korte metten had gemaakt.
Het college overwoog
„dat toch Mr. J. Best, die op 1 februari 1929, toen nog landmeter
bij het kadaster, de kadastrale grensscheiding tussen de beide hier-
bedoelde percelen heeft aangewezen, als getuige heeft verklaard, dat
die grensscheiding is de zgn. minuutgrens, d.w.z. de grensscheiding,
zoals die tussen 1815 en 1820, toen hier te lande voor het eerst een
kadaster werd opgemaakt, is vastgestelddat zulk een minuutgrens niet
nauwkeurig kan worden genoemd, omdat het kadaster destijds slechts
ten behoeve van de heffing der grondbelasting diende, volgens de voor
schriften de grensscheidingen van onbebouwde eigendommen mochten
worden vastgesteld met een speling van 1 m en de landmeters zich
bij hun opnamen gewoonlijk lieten voorlichten door de burgemeester of
veldwachter ter plaatse en de eigenaars daarbij niet steeds werden ge
hoord; dat hij partijen op de onnauwkeurigheid der minuutgrens op
merkzaam heeft gemaakt en haar gewaarschuwd heeft om geen maat
regelen ten opzichte van de heg te nemen, zulks speciaal met het oog op
het te zijner kennis gekomen plan van geïntimeerde om de heg om
te hakken".
Had de buurman deze „beste" raad opgevolgd, hem en de weduwe
was wel veel narigheid bespaard gebleven
De tot dusver besproken geschillen werden veroorzaakt door fouten,
begaan bij vrijwillige eigendomsovergang. Wie een goed verkrijgt tegen
de zin van de eigenaar, dus door gedwongen eigendomsovergang, be
gint met een schone leide grenzen van de door hem verkregen zaak
staan nauwkeurig vast, zodat moeilijkheden met buren zich niet licht
zullen voordoen. Bij de gedwongen eigendomsovergang zelf, dus bij